801
8 AUGUSTUS 1972
dergelijke commissie van advies in te stellen. Wellicht is het echter
mogelijk de motie uit te stellen en aan de orde te stellen wanneer dit
wel nuttig is.
De VOORZITTER: Dat kan natuurlijk altijd, dat hangt van de
indieners af.
De heer VON SCHMID: Wij zijn tegen deze motie, omdat die
naar onze mening lijnrecht ingaat tegen de algemene tendens die
door de meerderheid van de raad is geuit, namelijk dat de weg wordt
vrijgemaakt voor overdracht van het Turfschip aan het bedrijfsleven.
Het heeft dan ook geen enkele zin een commissie in te stellen die
ons moet adviseren over alles wat er in het Turfschip gaat gebeuren.
Wij mogen dan namelijk alleen maar iets zeggen over de buitenkant
en daar bovendien ook nog behoorlijk voor betalen. Naar onze mening
is deze motie dan ook inconsequent.
De motie van mevrouw Van Nes c.s. wordt hierna in stemming
gebracht en met 21-11 stemmen verworpen.
TEGEN hebben gestemd: de heren Van Graafeiland, Von Schmid,
Koertshuis, Van Duijl, Brooimans, Taks en Roozeboom, mevrouw
Stockmann-van der Kalle n, mevrouw van Rooij-van den Heuvel en
de heren Kramer, Van Caulil, Geene, Van Loon, Kroon, Van Dun,
Goos, Quadekker, Dees, Froger, Van Merkom en Mans.
VOOR hebben gestemd: de heren Severens en Spanjer, mevrouw
Willems-van Doorn, de heren Jansen, Crul, Van Banning, Van
Overveldt, Van Os en Mensen, mevrouw Van Nes-Brands en de heer
America.
De VOORZITTER: Aan het eind van deze vergadering wil ik
tenslotte nog trachten de debatten in het kort samen te vatten.
De heer VAN OS: Ik zou toch nog wel even willen opmerken
dat mijn uitnodiging aan het college activiteiten te ontplooien op het
gebied van de gemeenschapsfunctie, waar wij het allemaal over eens
waren, door de wethouder zelfs niet is beantwoord. Hij heeft daar met
geen woord over gesproken en dat neem ik hem hoogst kwalijk.
De heer VON SCHMID: Er is vanavond op zoveel niet geantwoord.'
De heer VAN OS: Dan zou ik nog een motie willen indienen,
mijnheer de voorzitter.
De VOORZITTER: Daar twijfel ik geen moment aan, mijnheer
Van Os.' Of wenst de wethouder hier nog een opmerking over te maken?
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ook de opmerkingen met be
trekking tot de gemeenschapsactiviteiten zijn zeer duidelijk tot het
college doorgedrongen. Ook die zullen impliciet worden betrokken
bij de verdere uitwerking van de voorstellen die aan de raad zullen
worden voorgelegd.