20 JANUARI 1972
78
dit een zwak stuk vindt. Dat is natuurlijk onzin; het is een gevolgtrek
king die helemaal niet getrokken kan worden. Wij stellen alleen dat
de standpunten van de meest-betrokkenen ter zake zijn verwoord en
dat het college de proefperiode wenst om inzicht te krijgen en om al
leen op basis daarvan een oordeel uit te kunnen spreken. De heer Span-
jer slaat precies de spijker op de kop. Ik meen het inderdaad als ik zeg
dat het college en de raad in veronderstellingen spreken. Wij hebben
die proefperiode nodig om van die veronderstellingen stellingen te maken;
daar gaat het helemaal om. Ik vraag mij af, indien wij niet allemaal be
reid zijn om iedere betrokkene, dus niet alleen de werknemers maar ook
de winkeliers en de consumenten, gewoon de gelegenheid te geven om zich
uit te spreken, welke verantwoordelijkheid u op zich laadt om dit voor
stel voor een proefperiode, waarmede niets kapot gaat en ook niets de
finitief geregeld wordt, af te wijzen.
De VOORZITTER: Dan is dit voorstel nu aan de orde. Ook het
voorstel van het college van burgemeester en wethouders komt moge
lijk nog aan de orde. De heer America heeft blijkbaar behoefte aan
het afleggen van een stemverklaring.
De heer AMERICA: Ik ben in een aantal situaties vóór het expe
riment. In deze situatie gaat het om een experiment met een grote
groep mensen en ik vind dat bij een experiment betrokkenen met dat
experiment moeten instemmen. Dat is nu geenszins het geval en ik
geloof dat ik een bijzonder belangrijke beslissing moet nemen over
mensen die zich de handen vuil moeten maken. Ik meen dat die men
sen de grootste belangen hebben en als zodanig ben ik vóór de motie
en tegen het voorstel van het college.
De heer DEES: De motie bevat twee elementen. Op de eerste
plaats wenst men een nieuw advies van de Kamer van Koophandel. Ik
geloof toch niet dat iemand zal verwachten dat dat nieuwe advies an
ders zal uitvallen dan het advies dat nu gegeven is. Op de tweede plaats
wil men de werkgevers en werknemers adviseren eerst te overleggen. Ik
zie dat toch ook niet in; wij hebben al zoveel jaren over een koopavond
gesproker en dat overleg is nooit in die mate tot stand gekomen dat er
representatieve meningen uit naar voren zijn gekomen. Een moeilijk
punt lijkt mij ook de slechte organisatiegraad van het winkelpersoneel.
Wie kunnen dit overleg plegen? Voor de werkgevers is dat min of meer aan
te wijzei.. Zou dat de contactcommissie M. G. B. moeten zijn? Komt die
op haar mening terug? Het standpunt van de Decom of andere vakbonden
die eventueel als onderhandelingspartners voor de werknemers zouden op
treden, ligt mijns inziens ook al vast. Ik meen dat de zienswijzen vóór
en tegen een proefperiode in Breda in dit stadium voldoende zijn toege
licht om een beslissing te kunnen nemen en die beslissing zal zijn: vóór
of tegen een proefperiode. Het sympathieke in dit voorstel vind ik juist
de proefperiode, die ik overigens zelf te kort vind. In die zes maanden
zal de practijk leren of de koopavond in een behoefte voorziet en of
alle partners er gelukkig mee zijn. Onze fractie zal dan ook tegen de
ze motie en vóór het voorstel van het college stemmen.
Mevrouw STOCKMANN-VAN DER KALLEN: Ik wil mij bij het
vorige betoog aansluiten. Ik hoef niet van alles te herhalen. Wij stem
men voor een groot gedeelte vóór het voorstel van het college en tegen
de motie.