833
17 AUGUSTUS 1972
eerste instantie een commissie van onderzoek. De vragen die vanavond gesteld
zijn, over de visie die men op het bestuur heeft, over wat er met dit oude stad
huis moet gebeuren e. d, moeten niet vanavond beantwoord worden, maar be
keken worden door die commissie. Wij pleiten ervoor de commissie zo snel
mogelijk aan het werk te laten gaan.
Wij zijn het met het aantal raadsleden - drie - in de commissie eens.
De commissie zal, naar ik aanneem, tamelijk uitgebreid zijn, want het col
lege, de ambtenaren en andere betrokkenen zullen er ook in vertegenwoordigd
zijn. Het is de bedoeling dat er een "link" met de raad gelegd wordt. Vroeger
zou zoiets niet gebeurd zijn, hetgeen voor mij een reden is om van een grote
vooruitgang te spreken. Het aantal van drie raadsleden lijkt mij, zeker zolang
het alleen om onderzoek gaat, voldoende.
De heer Van Os wilde dat de taakomschrijving zo smal mogelijk zou
zijn. Het lijkt mij integendeel goed dit heel breed op te zetten. Voor de toe
komst van bestuurlijk Breda is deze zaak namelijk zeer belangrijk. Er komen
trouwens ook andere zaken aan de orde. Juist omdat de opzet van deze com
missie breed is lijkt het mij goed als deze zaak van alle kanten bekeken wordt.
De opsomming in het stuk doet recht aan wat wij van die commissie mogen
verwachten. Het zou een verarming zijn als het college in zou gaan op de
suggestie van de heer Van Os de taakopdracht zo smal mogelijk te maken.
De heer VAN OS: Niet smal, maar bescheiden.
De heer VON SCHMID: Een bescheiden opzet is ook niet nodig, laat
men alles maar zo ruim mogelijk bekijken. Over de flexibiliteit ben ik het
met hem eens. Uit de geschiedenis met het Civic centre-plan hebben wij
de noodzaak van een flexibele opstelling kunnen leren. Om echt tot een flexi
bele opstelling te komen moet men alle aspecten van een zaak kunnen bezien.
De heer SANDBERG: Tal van disciplines zullen straks door de commissie
geconsulteerd moeten worden. Er is al gesproken over deskundigheid binnen het
eigen ambtelijk apparaat en over externe deskundigen. Ik wil ervoor pleiten
gebruik te maken van de medezeggenschapscommissies van het ambtelijk ap
paraat om te peilen welke relatie er ligt tussen de arbeidsmotivatie en de hui
dige omstandigheden. Wij weten dat de huidige accommodatie met in alle
opzichten ideaal te noemen is.
Welke filosofie zal het college hanteren gedurende de studieperiode
als het met moeilijkheden in verband met de accommodatie wordt geconfron
teerd. Betekent dit dat wij vanaf heden nergens meer nieuwbouw zullen zetten
en alleen maar tot huren op kortlopende contracten zullen overgaan?
Wethouder VAN DUN: Ik hoop niet dat de sprekers het erg vinden als ik
tracht de vragen die gesteld zijn onder één noemer te beantwoorden. Als ik
de beantwoording van iemands specifieke vraag vergeet, zal ik hem graag
in tweede instantie beantwoorden.
Terecht merkte men op dat er in het historisch overzicht twee feiten
over het hoofd gezien zijn. De heer Kroon sprak over het in april geprodu
ceerde collegestuk dat inderdaad niet verder kwam dan de afdeling voor ruim
telijke ordening en openbare werken. Hij heeft gelijk, dat stuk is hier niet
vermeld. De heer Van Merkom vermeldde voorts terecht dat in het overzicht
niet terug te vinden is wanneer leden van de V, V.D. en andere kritische ge
luiden lieten horen over het Civic centre-plan.
De heer Severens vond het een merkwaardige gang van zaken dat er
doorgewerkt is aan het Civic centre, terwijl in de raad kritiek geleverd werd.
Achteraf is dat wellicht te betreuren, maar de gang van zaken was wél
natuurlijk. De raad sprak zich in het verre verleden enthousiast uit vóór
dit grootse