17 AUGUSTUS 1972 850 Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt achtereenvolgens overeenkomstig deze voorstellen van burge meester en wethouders besloten. 36. bijlage nr. 275 VOORSTEL TER ZAKE VAN DE ONTWERP-BEGROTING VAN DE REGIO BREDA VOOR HET DIENSTJAAR 1973, De heer SPANJER: Onze fractie is het erover eens dat de vor ming van een gewest West Brabant de voorkeur verdient boven de nu bestaande of in wording zijnde regio-verbanden. Om deze reden hebben wij er geen bezwaar tegen het ambtelijk apparaat van de regio- Breda althans voorlopig niet te groot te doen zijn. De thans voorlig gende begroting 1973 van de regio kan derhalve onze instemming hebben. Wij zijn van mening dat het werken aan een totaal-gewest niet dermate lang mag duren dat het dringende regiowerk al te zeer in het gedrang komt. De geluiden over de slagingskans van gewestvorming op korte termijn klinken niet erg optimistisch. Wij kunnen ons niet geheel aan de indruk onttrekken dat er in West-Brabant krachten werk zaam zijn die gewestvorming trachten tegen te houden. Als ik het goed begrepen heb hebt u daar in uw gesprek met de pers min of meer op gedoeld. U hebt in dat gesprek namelijk gezegd dat wij geleide lijk moeten toegroeien naar een gewest en u hebt opgeroepen tot werken daaraan. Ik ben het daar volkomen mee eens. De moeizame totstandkoming van het ontwerp van wet op de gewesten, een worsteling die zich bij het centraal bestuur afspeelt, rechtvaardigt de hoop op een spoedige gewestvorming niet. Gede puteerde Staten hebben kortgeleden een nieuwe nota over de bestuur lijke organisatie aan de staten toegestuurd. Over de inhoud en de betekenis van de nota wil ik nog niet oordelen, want daar is het nog te vroeg voor. Misschien zullen de nadere bestudering van deze nota en de gedachtenwisseling erover meer zicht geven op de termijn waarop met werkelijke gewestvorming aangevangen zal kunnen worden. Tot zolang zullen wij met onze twijfels, met onze optimistische en soms pessimistische verwachtingen moeten leven. Het meer pessimis tische deel van onze fractie wil er bij het college op aandringen nauw lettend de ontwikkelingsmogelijkheden van de regio in de gaten te houden, om zodra dat gewenst wordt aandrang uit te oefenen op een verhoging van de begroting van de regio en daarmee de taakuitoefening van de regio te vergroten. De heer VAN LOON: Oorspronkelijk was ik van plan een en ander over dit onderwerp te zeggen, maar na de publicaties die ik de laatste dagen gezien heb zal de verwarring nog groter gemaakt worden als wij er veel over zeggen. Ik wil daarom alleen maar opmerken dat onze groep nog steeds van mening is dat de regiovorming zo spoedig en zo intensief mogelijk dient te worden voortgezet. Wij betreuren het uiter mate dat Oosterhout en Etten-Leur nog steeds niet meedoen, met de financiële en mentale consequenties van dien voor het volledig tot standkomen en het functioneren van de regio-Breda. Wij zijn ver volgens van mening dat er in West-Brabant zulke belangrijke pro blemen aan de orde zijn dat er één gewest moet komen, dan wel dat er zulke structuren moeten komen dat wij in de kortst mogelijke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 850