17 AUGUSTUS 1972 hebben nu het een en ander gehoord. Ik hoop dat de toezegging die in de afdeling is gedaan om op korte termijn fundamenteel aan deze zaken te gaan werken waargemaakt kan worden. Mevrouw STOCKMANN: Ik heb geen uitnodiging voor de betref fende vergadering ontvangen. Wethouder VAN DUN; Ik wil enkele korte en sobere opmerkingen maken. In de eerste plaats heeft de heer America gelijk. Het is een bijzonder navrant voorstel. De raad heeft eigenlijk niets te zeggen. Men kan dit voorstel aannemen of verwerpen, maar in feite zit Breda toch met deze kosten opgescheept; de bijdrage die volgens de begroting door Breda moet worden geleverd is aanwezig. Daar zit Breda aan vast sinds het recreatieschap op 15 mei 1970 van start is gegaan. Wij zullen deze bijdrage vijf jaar lang moeten betalen. Dit doet niet af aan het feit dat de heer America en anderen terecht stellen dat er informatie zal moeten worden gegeven. U weet dat ik bij ontstentenis van wethouder Mans de betreffende vergadering heb voorgezeten. De heer Mans is echter ook nog lid van het dagelijks bestuur van het recreatieschap; van mijn kant was dus geen informatie te verwachten. Mevrouw Stockmann maakt terecht de opmerking dat zij voor die vergadering geen uitnodiging heeft ontvangen. Dat klopt; ik neb dit ver nomen van de ambtenaren van de dienst jeugd en sport. Wij hebben in de afdelingsvergadering de afspraak gemaakt dat wij wel met dit voorstel zullen c.q. moeten instemmen, maar zijn van mening dat het een bij zonder goede zaak zou zijn de informatielijnen in de afdelingen enigs zins duidelijker te leggen; dit kan enerzijds geschieden door informatie van de heer Mans, wanneer hij van zijn vakantie is teruggekeerd, ander zijds door informatie via de afgevaardigde van de raad in het bestuur van het waterschap, mevrouw Stockmann. Dit wilde ik zeggen wat be treft de moeilijkheden in verband met de informatielijn. De Rotterdamse situatie is natuurlijk ook reeds in het college be sproken. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de suggestie van mevrouw Stockmann overgenomen wordt. Wat zij in feite op dit moment voor consequentie heeft is natuurlijk niet te bezien, Rotterdam is toegetreden via het besluit van het schap op de voorwaarden waarop overeenstemming is bereikt tussen het dagelijks bestuur van het recreatieschap en Rotter dam. Ik heb de indruk dat dit zeker tot 1974 vastligt. Het is duidelijk dat hierover gepraat moet worden zodat men komt tot een procentuele deelname van Rotterdam in het schap. Hierop zal via de vertegenwoor digers nadrukkelijk moeten worden aangedrongen. Mevrouw STOCKMANN: Ik ben blij dat de wethouder gezegd heeft dat wij ons tot 1974 gebonden hebben om procentueel mee te doen, want het recreatieschap is een rechtspersoon, hetgeen wil zeggen dat het schap zelfstandig rechtshandelingen kdn stellen. Wethouder VAN DUN: Ik heb enigszins moeite met de opmerking van mevrouw Stockmann. Wat bedoelt mevrouw Stockmann met die opmer king? Mevrouw STOCKMANN; Ik bedoel met mijn opmerking dat de af deling jeugd en sport geïnformeerd kan worden, maar verder geen enkele invloed kan uitoefenen op de besluiten van het recreatieschap.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 858