17 AUGUSTUS 1972
860
De VOORZITTER: Het moet wel in dit verband passen, mijnheer
Crul.
De heer CRUL: Naar mijn mening heeft het hier wel mee te maken.
Met de uitnodiging voor de vergadering van 8 augustus 1972 heeft u be
doeld ons in de beleidsvoorbereiding te betrekken. Over het betrokken
worden in de beleidsvoorbereiding is in deze raad reeds vaak gesproken,
omdat gebleken is dat er, wanneer de preadviezen worden uitgebracht,
vaak te weinig informatie voorhanden is enzovoorts. In die zin is de
vergadering van 8 augustus 1972 ook verlopen. Wij hebben vanuit de raad
onze standpunten kunnen verduidelijken. Het was te betreuren dat het
college niet in dezelfde zin als de raad heeft gehandeld; het college
had naar onze mening in die vergadering ook zijn standpunten kenbaar
kunnen maken. Dit zou later in de preadvisering hebben kunnen mee
spelen.
In de pers is vermeld dat er met de garanten is gesproken. Wij
vinden het verheugend dat dit op een zo korte termijn is gebeurd. Nu u
echter de weg is ingeslagen ons als raad in de beleidsvoorbereiding te
betrekken, zouden wij dit gaarne ook verder doorgezet willen zien, in die
zin dat wij vanaf vandaag geïnformeerd willen worden over de gesprekken
met de garanten en later ook, wanneer u aan de preadvisering gaat wer
ken, over de gesprekken met andere instanties die erbij betrokken zijn.
Wij zouden gaarne verslagen van die vergaderingen ontvangen, onder an
dere van de vergadering die vorige week heeft plaatsgevonden en van die,
welke nog zullen plaatsvinden. Wij kunnen dan meedenken. Wij zijn van
mening dat dit mogelijk is en dat ook de burgerij geïnformeerd kan worden
hoe de zaken zich ontwikkelen.
Met de voorstellen hebben wij geen moeite. Wij zouden alleen nog
graag antwoord willen hebben op de vraag die in de vergadering van
8 augustus 1972 is gesteld en die duidelijk met deze zaak te maken heeft.
Wij zouden gaarne weten hoe het staat met de betaling van de achter
borgen over de jaren 1969, 1970 en 1971.
De heer VAN BANNING: Het is noch de heren Severens en America
noch mij duidelijk waarom uw college thans komt met dit voorstel tot
overname van de vier Turfschipaandelen en tot het liquideren van de
Turfschipgaranties. Ik meen dat wij dit reeds in de vorige vergadering
hebben gesteld. De nota van de commissie ad hoe houdt niet zo veel
concrete voorstellen in. De commissie ad hoe stelt zelf ook dat dit be
wust niet is gedaan. Wij kennen de opvattingen van het college met be
trekking tot de nieuwe structuur niet. Daarmede willen wij niet zeggen
dat de nota van de commissie ad hoe niet een aantal positieve elementen
bevat; ik heb dit reeds in de vorige vergadering mogen opmerken. Wij
achten het echter bijzonder prematuur om nu reeds tot bepaalde daden
over te gaan, terwijl wij niet weten hoe de zaken zich in de toekomst
zullen ontwikkelen.
Het komt ons voor dat de komende reorganisatievoorstellen onder meer
acceptatie van voorstellen zoals thans gedaan zullen moeten inhouden. Nog
maals, uw college heeft zich -- en dit is ook door de heer Crul opge
merkt -- de vorige keer onthouden van het geven van een visie. Het
college heeft zelfs gezegd dat het, na kennis genomen te hebben van de
bij de raad heersende opvattingen, nog gaat praten met allerlei mensen
die brieven hebben geschreven en die met het college contact hebben
gezocht, waarna het mettertijd met bepaalde voorstellen zal komen.
Het is dan ook wel logisch dat het college nu, wanneer het overgaat