863 17 AUGUSTUS 1972 Op de opmerking van de heer von Schmid behoef ik niet zo diep in te gaan, al ben ik wel van mening dat de verkoop van het Turfschip niet zo hard aan preadvisering toe is. De heer VAN OS: De wethouder heeft gewezen op de volgorde die in het voorstel staat. Ik bedoel echter meer het feit dat men geen garan ties moet liquideren zolang men de aandelen niet in zijn bezit heeft. Dat mis ik ten ene male in het voorstel. Ik zou gaarne een zekere afhankelijkheid willen zien; ik zou mij zelfs kunnen voorstellen dat het besluit dat wij nu eenzijdig nemen om de garanten van hun verplichting te ontslaan, op vrijwillige basis door het bedrijfsleven wordt voortgezet. Het is gebleken dat het bedrijfsleven grote interesse heeft voor de gang van zaken in verband met het Turfschip. Het bedrijfsleven heeft eigen plannen naar voren gebracht. Ik kan mij voorstellen dat het bedrijfsleven dan toch nog wel iets wil doen aan het Turfschip. Ik ben ook van mening dat die opvatting te verdedigen is omdat de garanten met de gemeente te maken hebben er. niet met de N. V. Turfschip. Het zijn geen achterborgen van het Turfschip, maar van de ge meente. Men kan wel zeggen dat er een duidelijke relatie bestond met het bezit van aandelen door de Kamer van Koophandel, maar formeel bestaat die relatie natuurlijk niet. Deze garanten hebben namelijk alleen te maken met de gemeente, terwijl de Kamer van Koophandel met het Turfschip te maken heeft. Dat zijn twee geheel verschillende dingen. De heer VAN BANNING: De wethouder heeft mij niet kunnen over tuigen. Wat is namelijk het geval? De commissie ad hoe zegt zeer na drukkelijk dat het niet in haar bedoeling ligt tot voorstellen te komen. Ik krijg echter de indruk dat men nu een bepaald punt uit de studie van de commissie ad hoe haalt door te beginnen met het overnemen van aandelen. Overigens heb ik tot mijn verwondering vernomen dat in dit geval geen vooroverleg heeft plaatsgevonden. Wij maken gebruik van een machtspositie, want de verhouding in aandelenbezit is nu eenmaal 6-4. Ik zie dan ook niet in hoe de heer von Schmid kan zeggen dat men dat nodig heeft om zijn positie te versterken. Die sterke positie hebben wij namelijk reeds. Wij behoeven dit niet te manifesteren door hier in deze raadsvergadering, los van concrete voorstellen voor de toekomst van het Turfschip, reeds te bepalen dat wij de aandelen van het bedrijfsleven van de Kamer van Koophandel overnemen. Bovendien wilt u dit als ik het wel begrepen heb doen met ingang van 1 januari 1973. Dat duidt er op dat u van mening bent met ingang van 1 januari 1973 een nieuwe structuur voor het Turfschip te hebben; dat u precies weet wat u met het Turfschip gaat doen. Wanneer dit na melijk niet zo is, vind ik het toch wel merkwaardig, zeker rekening houdende met de moeilijke financiële positie van de gemeente, dat wij doorhobbelende op een oude situatie, waarbij het bedrijfsleven zich voor een bepaald bedrag garant heeft verklaard ten opzichte van deze ge meente, besluiten dat het bedrijfsleven met ingang van 1 januari 1973 niet meer behoeft bij te dragen. Wanneer wij op de hoogte zijn van de toekomstige ontwikkelingen, en wanneer ons bekend is dat er duidelijk zal worden afgeweken van de oorspronkelijke doestelling, is er nog tijd genoeg om aandelen te kopen en de mensen verder vrij te stellen van de door hen aangegane verplichtingen. Daarnaast hebben de garanten u om een gesprek gevraagd. Ik vind het een merkwaardig uitgangspunt dat u, terwijl het gesprek op gang is gekomen of misschien nog op gang moet komen, besluit reeds te begin-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 863