17 AUGUSTUS 1972 40. Bijlage nr. 279 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET BESCHIK BAARSTELLEN VAN EEN KREDIET VOOR RIOLERING EN BESTRATING VAN DE DRIELINDENDREEF. De heer GOOS: Het verheugt de werkgroep waarvan ik deel uitmaak bijzonder dat dit voorstel nu voor ons ligt. Reeds in 1967 werd het object, waarover het voorstel handelt, voorgedragen om dit te zijner tijd in D. A. C. W.-verband met rijkssubsidie te doen uitvoeren. Lange tijd daarna is het nog een open vraag gebleven wanneer het werk een aanvang zou kunnen nemen. Nu het als object voor de werkgelegenheid vlugger ten uitvoer zal komen zal aan de Drielindendreef het nodige verbeterd kun nen worden. De bewoners en ook vele weggebruikers van dat gedeelte van onze gemeente zien met verlangen uit naar de realisering van dit object. De heer CRUL: U weet dat de D. A.C.W. in onze fractie en in die van D'66 veel aandacht heeft gehad. Ik wil daarom op dat punt nog even op dit voorstel ingaan. In de afdeling financiën hebben wij ook over dit voorstel gesproken. Een aantal leden van die afdeling was met mij van mening dat de toepassing van de regeling onbevredigend is. Ik heb uit de discussie in de afdeling financiën begrepen dat de meeste leden de regeling niet zouden onderschrijven, wanneer wij die zelf in onze gemeente zouden hebben opgemaakt. Nu het echter om een rijks regeling gaat, zou men er vanuit moeten gaan dat die regeling dan maar uitgevoerd moet worden en dat men zich verder aan die regels moet houden. Ik ben het daarmee niet geheel eens. Ik wil u hierover straks iets voorstellen. Eerst wil ik echter nog iets in algemene zin over de D.A.C.W. zeggen. In de notulen van ae vergadering van 20 maart over de Kennedy- brug, waarbij ook de D. A. C. W. -kwestie aan de orde is geweest, heb ik gelezen dat de wethouder met betrekking tot het discussiepunt urgent- niet urgent heeft opgemerkt dat bij het bepalen van urgent of niet urgent meespeelt of een werk al of niet gisteren had moeten klaarkomen. Als een werk gisteren had moeten klaarkomen, is het urgent. Alle andere gevallen zijn niet urgent. Zo stelt de wethouder het tenminste in de vergadering van 20 maart. Wanneer men de argumenten beziet waarmee dit voorstel aan ons wordt voorgelegd, komt men tot de conclusie dat dit werk toch zeker eerder dan gisteren had moeten worden uitgevoerd. Dit werk moet duidelijk noodzakelijk worden uitgevoerd. In die zin ben ik van mening dat de opvatting van het college over de uitvoeringsregeling van D. A. C. W. gewijzigd zou moeten zijn. Ik wil echter niet opnieuw een discussie ont ketenen. Ik zie de wethouder reeds fronsend kijken in verband met mijn opmerking over de kwestie urgent-niet urgent. Wij komen hier naar mijn mening met elkaar niet uit. Van verschillende leden van de afdeling financiën heb ik vernomen dat zij de ontwikkeling op dit terrein waar D. A. C, W.-werken aan de orde zijn onbevredigend vinden. Ik zou daarom aan het college willen voor stellen aan de overkoepelende instantie in deze, het college van openbare werken in Den Haag -- een college dat werkt bij het ministerie van so ciale zaken --, de discussie in deze raad in zowel de vergadering van 20 maart als de vergadering van heden over de uitvoeringsregeling van D. A.C.W. voor te leggen en de mening van dat college te vragen over de wijze waarop het ae uitvoering van zijn regels wenst te zien gebeuren. Wanneer de betreffende brief met bijvoorbeeld de notulen van een ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 866