8 75 8 SEPTEMBER 1972 f. Initiatieven te nemen om in samenwerking met andere overheids instanties, de industrie, werkgevers en werknemers te komen tot een beleidsnota ten aanzien van de werkgelegenheid en het in stellen van een raad voor de werkgelegenheid. g. Deze motie door het college, eventueel vergezeld door een af vaardiging uit de raad persoonlijk te doen overhandigen aan de raad van bestuur ENKA en de regering. Voldoende ondersteund zijnde maakt de motie van de heer Crul mede onderwerp van de beraadslaging uit. De heer JANSEN- In de eerste plaats wil ik stellen dat er bij personeelsleden of belanghebbenden vanavond geen valse verwachtingen gewekt moeten worden inzake de voortzetting van ENKA-Breda. Deze zaak is te ernstig om er lichtvaardig mee om te springen. Er zijn feiten te constateren die mijns inziens deze extra ver gadering rechtvaardigen. Na het emotionele ENKA-debat hebben wij nauwelijks informatie gekregen over de ontwikkeling en het doen en laten van de stuurgroep. Dit kan een nog grotere onzekerheid bij de belanghebbenden tot gevolg hebben. Terecht constateert u dat de ontwikkelingen een stuk psycho-sociale problematiek tot ge volg hebben gehad. Wij zullen al het mogelijke moeten doen om dit op te lossen. Een zo groot mogelijke openheid van zaken en een duidelijke en volledige informatie naar buiten acht ik hierbij van groot belang. Een stabilisatie of een verslapping kan funeste ge volgen hebben. De totale situatie in Breda brengt mij niet in een juichstemming. De ontwikkeling van de werkgelegenheid en het werkeloosheidscijfer hier ter stede nemen onrustbarende vormen aan. De in de motie ge vraagde commissie tot onderzoek en bevordering der werkgelegen heid kan daarom mijn volledige instemming hebben. Een dergelijke commissie had er al moeten zijn. Wél vraag ik mij af of het bij zaken als deze niet verstandiger geweest zou zijn acties te voeren of stappen te ondernemen in regionaal verband, ofwel samen met andere grote steden, opdat suggesties en gedane voorstellen met meer kracht naar voren gekomen zouden zijn. Ik wil samenvattend pleiten voor een goede coördinatie van de sociale dienstverlening, een zo groot mogelijke openheid van zaken, een duidelijke en volledige informatie, het instellen van een com missie voor de werkgelegenheid en een onderzoek naar de mogelijk heid dergelijke zaken in samenwerking met andere grote steden, dan wel in regionaal verband, aan te pakken. Ik zal de motie-Crul steunen. Mevrouw STOCKMANN-VAN DER KALLEN: Sprekend namens de werkgroep van de K. V. P. en namens de christelijke groepering moet ik constateren dat de ENKA-sluiting deze raad wederom een avond bezig houdt. Wij hadden gehoopt dat er afdoende oplossingen evonden zouden worden, nadat wij op 6 april voor het eerst met eze zaak geconfronteerd werden. Helaas moeten wij constateren dat vanavond de op 6 april door de K. V. P. ingediende en door de gehele raad gesteunde motie nog niets aan waarde heeft ingeboet. Wat zijn de nieuwe gezichtspunten? Dat zijn het rapport van de commissie van externe deskundigen en het rapport van de centrale ondernemingsraad. De commissie van externe deskundigen is van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 875