885
8 SEPTEMBER 1972
in de stad zijn. poorten sluit.
Wij zouden het op prijs stellen van u, mijnheer de voorzitter,
te vernemen of u thar.s wilt onderlijnen wat u op 13 april gezegd
heeft, namelijk dat de werksituatie in Breda, in de regio en in het
gewest onbevredigend is, hiermede het bencht in de Volkskrant van
23 augustus jl„ dat thans reeds van een weinig rooskleurige aibeids-
marktsituatie kan worden gesproken in een juist lelief plaatsend.
Voorts zouden wij het op prijs stellen te vernemen dat het juist
is dat, zoals de voorzitter van de N. K. V. -Breda stelde, de arbeids
reserve is opgelopen tot 4,6%. De geruststellende opmerking in het
memorandum van 6 september dat de aanwezigheid van buitenlandse
werknemers in Bredase bedrijven indicatief zou zijn voor het ont
breken van een structurele discrepantie tussen vraag en aanbod naar
en van arbeid in de periode 1971/1976 achten wij dan ook vaag.
Wij zijn de mening toegedaan dat de aanwezigheid van buitenlandse
arbeiders niet indicatief is, maar moet worden toegeschreven aan
andere omstandigheden.
U hebt gezegd dat van de stuurgroep actie mag worden verwacht.
Wethouder de Raaff en u hebben voorts gesteld dat de verzoeken
die in de motie van 13 april zijn opgenomen met vuur zullen wor
den uitgevoerd. Het lijkt ons op dat moment dan ook juist te vragen
of u, zonder de inhoud van de besprekingen openbaar te maken,
wilt zeggen welke acties door de stuurgroep sedert 13 april jl. zijn
ondernomen en of u, ter vermijding van misverstand bij de betrok
kenen, een inzicht kunt geven van. de intensiteit waarmede de stuur
groep heeft gewerkt. Bij velen heeft namelijk de mening post gevat
dat de stuurgroep in maanden niet bijeen geweest zou zijn. De heer
Severens, de heer America en ik zijn van gevoelen dat wij bij dit
probleem feitelijk met twee linker handen staan. Er is echter een
zo groot aantal zaken dat ermee te maken heeft dat de grootste
aandacht vraagt.
De heer America heeft in de vergadering van 13 april een aantal
punten naar voren gebracht. Ik zal die punten in het kort releveren.
Hij noemde het probleem van de werkende jongeren, hij sprak over
het parttime onderwijs en de vorming en hij vroeg aandacht voor de
problematiek die verbonden is met het werkeloos zijn en wel spe
ciaal over de bedreiging van het individu in zijn bestaan als mens.
Dienaangaande hebt u opgemerkt dat de inbreng van de heer America
terecht was. U beloofde aeze mede te nemen naar de stuurgroep
en te spreken in het college. Bovendien zoudt u hetgeen de heer
America stelde met kracht van argumenten doorgeven aan de daar
voor in aanmerking komende instituten, zoals bijv. de streekschool,
de vormingsinstituten en dergelijke. Is dit reeds gebeurd en heeft
uw toezegging tot concrete resultaten kunnen leiden' De indruk
wordt gewekt dat de sociaal-culturele begeleiding voornamelijk op
Breda-Noord is gericht. Kan het college tot geruststelling van velen
reeds thans mededelen dat naar zijn mening voldoende maatregelen
in voorbereiding zijn om bij mogelijke calamiteiten gecoördineerd
en op brede basis op te treden? Gaat de participatie van de ge
meente door middel van de sociale dienst, of zal dat op een bredere
basis geschieden? Wij denken hierbij tevens aan de dienst voor jeugd
en sport en aan het vormingsinstituut voor werkende jongeren.
Er is reeds opgemerkt dat de motie die door het PAK is inge
diend deel uitmaakt van deze besprekingen. Uit hetgeen ik hier
heb mogen zeggen zal men hebben kunnen concluderen dat wij