889
8 SEPTEMBER 1972
van voortgangscontrole uitgeoefend door naai achteraf bleek op de
goede momenten de Raad van Bestuur van het AKZO-concern om
inlichtingen te verzoeken deze inlichtingen weiden ons verstrekt.
Ook de heer von Schmid heeft gesteld dat een beoordeling
van de juistheid van de beslissingen mogelijk zou zijn op basis
van het rapport van de commissie van externe deskundigen en de
commentaren hierop van de centrale ondernemingsraad en de Raad
van Bestuur, Wij zijn van mening dat dat met het geval is, om
dat wij hiervoor het inzicht niet hebben en ons de bevoegdheid
ontbreekt.
De heer Crui heeft verde- nog de contacten met de hogere
overheid ter discussie ge;teld. Volgens hem hebben zich geen
veranderingen voorgedaan en hebben wij daarom die contacten
niet weer opgenomen. Dat staat niet in de mededeling; in de
mededeling wordt vermeld dar ei zich niet zodanige verande
ringen hebben voorgedaan dat een wijziging van de stellingname
van de betrokken minister: kan worden verwacht. Wij zijn deze
mening nog steeds toegedaan.
De heer Crul stelt vervolgens dat uit onze mededeling valt
op te maken dat wij de ituatie op de arbeidsmarkt niet alar
merend vinden. Wederom begrijp ik niet waarop deze stelling
gebaseerd is. Wij zijn slechts tot de voorzichtige conclusie ge
komen dat een belangrijk aantal bovenlokale factoren invloed
heeft op de lokale situatie op de arbeidsmarkt en dat de totale
situatie rondom de werkgelegenheid op zijn minst in regionaal
verband moet worden bekeken, hetgeen door de heer van Os
wordt onderschreven. Ons inziens is her instellen van een com
missie werkgelegenheid op dit moment prematuur, In de mede
deling is gewezen op her feit dat de H. I. D, voor de arbeids
voorziening bezig is met het inventariseren van de vraagstukken
die verband houden met de werkgelegenheid rn Westbrabant en
het lijkt ons passend dat wij in dat kader de lokale positie van
de gemeente Breda bepalen. On- inziens is het wenselijk dat die
aspecten van de werkgelegenheid die in de raad aan de orde moeten
komen niet via een commissie werkgelegenheid ter discussie wor
den gesteld; naar onze mening is de raadsafdeling ruimtelijke
ordening-economische zaken hiervoor de aangewezen weg.
De heer Jansen heeft verklaard dat het met de informatie
verstrekking aan de raad in de afgelopen periode droevig gesteld
is. Vanaf een bepaald moment i- e'1 volgens hem geen informatie
meer doorgekomen. Dat klopt: de laatste mededeling die de raad
ontvangen heeft hield in da; er een commissie van externe des
kundigen zou worden ingesteld en dat deze commissie een advies
over de voo'genomen bedrijfssluiting zou uitbrengen. Verder viel
er niets te melden. Welke verdere inlichtingen kan de raad van
ons in zo n tussenliggende fase verwachten? Mevrouw Stockmann
heeft als haar mening te kennen gegeven dat gestreefd moet
worden naar een diversificatie van industrievestigingen. Verder
heeft zij haar ideeën ten aanzien van het regionale karakter
van de totale problematiek naar voren gebracht en benadrukt
dat met voortvarendheid, ook van de zijde van de ENKA, naar
een oplossing moet worden gestreefd. Wij kunnen ons ten aanzien
van al deze punten volledig met mevrouw Stockmann verenigen.
Het instellen van een subgroep raad voor de arbeidsvoorziening voor
Westbrabant lijkt mij een suggestie waarvan wij de H. I. D. voor