899
8 SEPTEMBER 1972
het I'bluswerk'. Ik geloof dat dat niet de mentaliteit is die nodig
is om hier een stuk preventief werk te doen. Maatschappelijk werk
vraagt meer dan alleen maar blussen. Ik meen dat het preventieve
werk niet beperkt moet blijven tot een stukje paiticuliei initiatief
dat in Breda-Noord aan de orde is, maar dat dat voor de gehele
regio daadwerkelijk en krachtig aangepakt moet worden en zeker
door de wethouder van sociale zaken enorm ondersteund, begeleid
en gestimuleerd moet worden.
De VOORZITTER Wij bevinden ons nu dus op het pad van de
tweede termijn en de redelijkheid eist dat ik nu vraag of nog iemand
anders het woord verlangt.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik wil giaag verklaren dat ik het
betoog dat de heer America zojuist gehouden heeft wil ondersteu
nen.
De heer SEVERENS: Ook ik wil mij bij dat betoog aansluiten.
Mevrouw STOCKMANN-V, D. KALLEN: Nu iedereen het woord
gaat voeren moet mij toch ook nog iets van het hart. Ik heb nl.
een antwoord gekregen op mijn vraag inzake het in aanmerking
omen voor de werkgelegenheidsobjecten in het kader van de werk
loosheidsbestrijding. De bedoeling van mijn vraag was om de G. T. S.
op die manier van de grond te krijgen. Ik geloof dat dit punt nu
wel even ter sprake moet komen, omdat de gelden voor deze ob
jecten in september verdeeld worden. Ik meen dan ook dat "het
zin heeft als het college aan deze zaak snël zijn aandacht gaat
besteden.
Mevrouw WILLEMS-VAN DOORN: Ik wil mij ook aansluiten
bij het betoog van de heer America.
De VOORZITTER Waarschijnlijk is op dit moment een koite
reaktie van beide wethouders nog noodzakelijk. Wil wethouder
de Raaff ditmaal beginnen
De heer DE RAAFF De heer America heeft gesproken over
een fundamenteel verschil ik betwijfel dat. De heer America
heeft gezegd dat er preventief gewerkt moet worden. Ik heb al
eens eerder met hem over dit punt van gedachten gewisseld en ik
"ben het met hem eens dat veel werk in de sociale sector repa
rerend en volgend is. Ik zou ook liever naar dat preventieve
karakter toe willen. Ik geloof echter dat wij wetenschappelijk en
methodisch nog niet zo ver zijn dat wij werkelijk voor de gehe
le regio preventief kunnen gaan werken. Bovendien ben ik van
mening dat het het meest juiste is om op dit moment te bekijken
welke nood er is, waar die nood is en daarin te helpen. Met de
andere leden van de raad heb ook ik de motie ondersteund en in
die motie staat dat maatregelen getroffen moeten worden voor
een coördmatie van de sociale dienstverlening. Daaraan wordt al
gewerkt en ik ben van mening dat hiermede voortgegaan zal moe
ten worden en dat wij op dit moment niet op grote schaal preven
tief kunnen gaan werken.