909 14 SEPTEMBER 1972 Mijn slotvraag is of men alvorens over te gaan tot uitvoering van het renovatieplan de vergoeding kan vaststellen voor die gezinnen, die zelf grote verbeteringswerken aan hun huis hebben uitgevoerd. De heer VAN LOON: Wij verheugen ons mét de heer Severens over het feit dat de renovatie zo uitstekend verloopt. Toch wil ik naar aan leiding van dit voorstel nog een vraag stellen. Ik geloof dat twee cijfers van belang zijn, nl. 2,679, 700, -- en 3,692,246,13, De samen stelling van het laatste cijfer is in het voorstel keurig gespecificeerd; de specificatie met betrekking tot het eerste cijfer ontbreekt. Ik zou het op prijs stellen indien ook een specificatie van het eerste cijfer zou worden gegeven, opdat de raad weet waar hij het verschil tussen beide cijfers moet zoeken. De heer VAN DUN: Ik kan op dit moment onmogelijk uit het losse handje een exacte specificatie van het bedrag van 2,679, 700s -- geven. Ik meen de bedoeling die de heer Van Loon met deze vraag heeft echter wel te begrijpen. Inderdaad zijn de bedragen van f 2. 679, 700, - en 3.692,246,13 van belang. Wat is er nu eigenlijk gebeurd? Op 20 sep tember 1971 heeft de raad een krediet van 2,679,700,-- beschikbaar ge steld, Het voorstel tot deze kredietverlening is met enige haast gepaard gegaan. Er waren met betrekking tot de Vestkant en het Westeinde des tijds enige urgente zaken aan de orde en op dat moment was alleen de goedgekeurde bouwsom bekend. Ik meen ook in de desbetreffende raads vergadering gezegd te hebben dat wij nog geen goedkeuring van het de partement hadden voor de totale som en evinmin een uitspraak over de huurbijdrage. Er is nu een nieuwe bouwsom, terwijl de B„ T, W, en de 8<7o-regeling nu eveneens opgenomen zijn. Het komt er eigenlijk op neer dat wij de raad destijds in verband met de haast een wat onvolledig voorstel hebben gepresenteerd, dat wij op dit moment corrigeren. Ik ge loof dat het goed is om op voorhand te zeggen dat wij er hiermede nog niet zijn. Uit het stuk blijkt dat aanvullende kredietaanvragen met be trekking tot het Westeinde en de Vestkant nog te verwachten zijn; de raadsafdeling voor openbare werken is hiervan op de hoogte gesteld. De vraag van mevrouw Van Nes kan ik moeilijk beantwoorden. Ik heb begrepen dat de fractie van mevrouw Van Nes onder een bepaalde voor waarde met het voorstel accoord gaat. Ik weet niet of dit technisch mo gelijk is, maar mijns inziens houdt de opmerking van mevrouw Van Nes de vraag in hoe zij over deze zaak moet oordelen zonder in het bezit van het investeringsplan te zijn. Ik geloof dat het niet op mijn weg ligt om daarbij ook maar één kanttekening te maken. De heer Severens heeft zijn goedkeuring over het voorstel uitge sproken en heeft vervolgens een concrete zaak te berde gebracht, die mijns inziens in dit stuk toch niet aan de orde is. Het is enigszins moei lijk om de vraag exact te beantwoorden, maar volgens mijn informatie en volgens de verslagen die ik krijg van gesprekken tussen diegenen die met de renovatie bezig zijn en de bewoners worden de door openbare werken getekende plannen niet obligaat opgelegd; dat kan ook trouwens niet. In het Westeinde en de Vestkant is de renovatie vanuit een discus sie op gang gekomen. Ook in de Rijnstraat en de Amstelstraat is een dis cussie aan de gang. Er wordt niets opgelegd. Vele vergaderingen worden gewijd aan besprekingen met de bewoners, hetgeen binnen het kader van de mogelijkheden leidt tot die soort van renovatie die nodig is. Het is een normale zaak dat de mensen moeten tekenen; dat tekenen heeft echter eerst plaats nadat er drie ambtenaren op bezoek geweest zijn,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 909