14 SEPTEMBER 1972 910 nl. een ambtenaar van het woningbedrijf, een ambtenaar van openbare werken en een ambtenaar van de dienst sociale zaken; ik heb dit ook meermalen in de raad en in de afdeling verklaard» Deze ambtenaren lichten de bewoners voor over alle implicaties van de renovatie, ook op het sociale en financiële vlak» Eerst dan wordt er een formulier ach tergelaten, dat men na enige bezinning kan tekenen, zich aldus accoord verklarend met de renovatie» Ik geloof dat dat een normale procedure is; er moet toch ook een zekere voortgang in het werk blijven» De heer Severens heeft ook nog gevraagd of het bedrag van 1. 500, - voor verplaatsingskosten verhoogd kan worden» Ik mag eraan herinneren dat. de raad besloten heeft de vergoeding op 1. 500, - te stellen in ver band met de rijksnorm en de bijdrage in het bedrag van het rijk» Voor lopig zie ik nog geen aanleiding om het college voor te stellen de ver goeding te verhogen. De heer SEVERENS: Ik heb uit de woorden van de heer Van Dun begrepen dat de bewoners niets is opgelegd. Toch blijkt dat het voorover leg met de bewoners van de 22 woningen onvoldoende geweest is. De behoeften en wensen die de bewoners zelf met betrekking tot de reno vatie hadden zijn niet opgenomen. Later is hierover schriftelijk aan de gemeente gerapporteerd. Men heeft hierop geen antwoord gekregen. Telefonisch is er toen wel overleg geweest; de dienst van openbare werken zou toen hebben toegezegd dat de bewoners alsnog een maquête zou wor den aangeboden, waarin hun wensen zouden worden verwerkt; ook voor deze mensen is het lezen van de technische tekeningen immers uiterst moeilijk. Verder is meen ik ook schriftelijk medegedeeld dat onderte kening niet vooraf gegaan is door een persoonlijk gesprek. Ik neem aan dat wel in een vroegere situatie het geval geweest is, maar in een brief d. d. 20 juni 1972 van de heer Elich staat dat dit persoonlijk gesprek in verband met de jaarlijkse vakantie niet heeft kunnen plaatsvinden. Uiter aard is het tekenen van een accoordverklaring zonder de consequenties te kunnen overzien voor deze mensen een zeer belangrijke zaak en ik neem aan dat op dit punt toch een tikje slordig gehandeld is. Ten aanzien van de 157 woningen in het Westeinde is eerst uit voerig nagegaan welke wensen de bewoners zelf hadden. Deze wensen werden vervolgens in het gemeentelijk plan opgenomen. Ik geloof dat door het hanteren van een dergelijke werkwijze het goede samenspel dat nu aan het groeien is het best gecontinueerd kan worden. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik had met mijn opmerking de be doeling erop te wijzen dat het als wij te oordelen krijgen over posten in het investeringsplan toch wel zaak is dat wij dat investeringsplan zo snel mogelijk ontvangen. Misschien kan één van de leden van het college mij mededelen wanneer wij dat investeringsplan mogen ont vangen. De heer VAN LOON: Mag ik via u aan de wethouder vragen of hij nog kan vertellen welke consequenties ten aanzien van de huurprijs verbonden zijn aan het verhoogde krediet en de eventuele aanvullende kredieten? De heer VAN DUN: Voorzitter, ik moet u eerlijk zeggen dat ik niet op de hoogte ben van de zaken die de heer Severens signaleert. Ik hoop dat hij ermede accoord gaat dat ik over een en ander met de directie van de dienst van openbare werken contact opneem, teneinde

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 910