14 SEPTEMBER 1972 920 zich altijd uitspreken voor handhaving van de subsidie. De heer AMERICA: De wethouder heeft hevig geprotesteerd toen de rijksoverheid zonder overleg een bepaalde subsidieregeling voor de huishoudelijke en gezinsvoorlichtingsdienst introk. De wethouder heeft dat een grove handelwijze genoemd. Wat is nu het verschil tussen de handelwijze van de rijksoverheid tegenover de gemeenten en die van het college ten aanzien van deze eenvoudige subsidieregeling tegenover het schoolmelkcomité? Ik zie dat verschil niet. De heer DE RAAFF: Het verschil is 80%de subsidie op de school- melk bedraagt 10 S 11 en de subsidie op de huishoudelijke en gezins voorlichtingsdienst bedroeg meen ik 90 Mevrouw WILLEMS-VAN DOORN: Dat is toch niet alleen maar kwantitatief uit te drukken? De heer DE RAAFF: Neen, maar dan weet je wel waarover je praat. Mevrouw Willems heeft ook nog gezegd dat het stuk meer in formatie had moeten geven. In mijn antwoord aan mevrouw jager 'heb ik al verklaard dat dat inderdaad beter zou zijn geweest. Volgens mevrouw Willems zit het college verder niet op de de mocratische toer; ik kan mij dat echt niet voorstellen. Voorts is gesteld dat adviezen ook bij anderen hadden moeten worden ingewonnen. Men kan over dit punt lang en breed praten. Er is een aantal argumenten aan te voeren voor handhaving van de school- melkvoorziening. Het gaat er echter om of wij de schoolmelkvoorzie- ning blijven subsidiëren en dat doe je of dat doe je niet. Het is mij bekend dat er in Breda-Noord een schoolhoofd is dat zeer geporteerd is voor de schoolmelkvoorziening. Op de vraag van de heer Quadekker kan ik helaas geen antwoord geven. Ik heb wel gevraagd of wij geen moeilijkheden zullen krijgen als wij tot het einde van dit jaar subsidie blijven verlenen. Men zei mij dat er geen moeilijkheden te verwachten zijn en ik neem dan aan dat dat juist is. De heer Von Schmid heeft naar ik meen gezegd dat de gemeente ook concrete voeding moet bieden. Ik moet dat toch wel helemaal met hem oneens zijn. De heer VON SCHMID: Ik heb gezegd dat wij als gemeente, als wij de keus moeten maken tussen concrete voeding en voedingsvoorlich ting, concrete voeding zouden moeten prefereren. De wethouder maakt op di t moment een keus. De heer DE RAAFF: En onze keus gaat dus niet in de richting van de voeding, maar in die van de voorlichting. Wij zijn nl. van mening dat het verstrekken van voeding als taak van de ouders moet worden gezien, terwijl voedingsvoorlichting in het kader van de preventieve gezondheidszorg als overheidstaak moet worden beschouwd. De heer Van Loon tenslotte heeft gevraagd of het college bereid is de voedingsvoorlichting te subsidiëren. Bij de voorbereiding van de begrotingsbehandeling hebben wij gesteld dat wij gezien de mogelijk heden allereerst het jeugdtandzorgplan zouden moeten subsidiëren. Dit plan houdt ook voedingsvoorlichting in. Wij kunnen dit punt altijd nog bekijken als later mocht blijken dat er een algemene voedingsvoor-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 920