88 17 FEBRUARI 1972 Hoewel de tekst van de eigenlijke overeenkomst niet ter inzage heeft gelegen, moet worden aangenomen dat de tekst van de overeenkomst aan de voorwaarden van het raadsbesluit van 21 december 1939 is ontleend. Ad vraag 6: de openbaarmaking van ambtelijke adviezen mag dan tot op heden niet gebruikelijk zijn geweest, naar onze opvatting behoeft dit niet te impliceren dat van deze gedragslijn niet zou kunnen worden afgeweken. Indien de belangen een afwijking van de tot dusver gevolg de gedragslijn zouden hebben gevergd, zou kennisgeving indien strikt nodig op vertrouwelijke basis ook nog mogelijk zijn geweest, zeker als het betreft de beantwoording van vragen van leden van het stadsbe stuur, i. c. de gemeenteraad. Ad vraag 7: bij het geven van toestemming als in het onderhavige geval is inzicht in de vraag 7 gestelde problematiek naar onze mening essen tieel. Uit het antwoord van het college blijkt dat dit zich niet tot oor deelvorming in staat achtte en nog minder tot oordelen bevoegd. Wij zijn dan ook van mening dat het college zich voor het nemen van be slissingen met een dergelijke draagwijdte, waarmee ook de belangen van de individuele burger zijn gemoeid, had dienen te wenden tot de raad van de gemeente. Ook al mag uit artikel 6 van het raadsbesluit van 31 maart 1939 blijken dat de voetbalvereniging N. A.C. voor een trans actie, als waarvoor het college van burgemeester en wethouders bij schrijven van 17 juni 1971 toestemming heeft verleend slechts de toe stemming van burgemeester en wethouders nodig heeft, naar de opvat ting van de vragenstellers-raadsleden had het college de raad in de be sluitvorming dienen te betrekken. Wij worden in deze opvatting gesterkt door het antwoord van het college op vraag 7, t. w. niet in staat tot oordeelvorming, niet bevoegd. Ad vraag 9: gelet op de omstandigheid dat het college kennelijk van mening is dat het plaatsen van een benzineverkooppunt op het terrein in kwestie stedebouwkundig geen bezwaar ontmoet en vragenstellers van mening zijn dat de beoordeling niet slechts volgens stedebouwkundige norm, waarvan voor het overige wordt opgemerkt dat zij de aanvaardbaar heid op grond van uitsluitend deze norm in sterke mate in twijfel trekken, maar ook aan andere normen dient te worden getoetst, geven zij het college in overweging vooraleer tot beslissingen van een dergelijke im portantie te komen de bij de raad bestaande meningen af te tasten. De opvattingen van het college ter zake zullen door ons alsnog gaarne spoedig worden vernomen. ANTWOORD Voor de beantwoording van bovenstaande vragen verwijzen wij U naar het over de onderhavige materie uitgebrachte preadvies. VRAAG (gesteld in de raadsvergadering van 27 december 1971) Mevrouw VAN NES-BRANDS zegt: in het dagblad De Stem is een tijdje geleden een artikel verschenen over de schoolpers, die niet gra tis naar de schouwburg mocht. Aan een aantal jongens van de Nassau Scholengemeenschap zijn door de Schoolpers Unie witte paspoorten uitgereikt, welke niet geldig bleken te zijn in de Bredase schouwburg. Ik vraag mij af of het beleid van de schouwburgdirectie op dat moment wel juist is ge weest. Ik meen namelijk, dat er op het jeugdig schouwburgbezoek een stimulerende werking zou kunnen plaatsvinden door het toelaten van schoolpers. Ik zou het college daarom willen vragen of men het beleid

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 88