921
14 SEPTEMBER 1972
lichting van de grond moet komen.
Voorzitter, ik ben en blijf van mening dat de schoolmelkvoorziening een
belangrijke zaak is, die naar ik hoop in stand zal blijven. Het verlenen van
subsidie voor de schoolmelkvoorziening acht ik niet nodig en niet zinvol.
De VOORZITTER: De debatten over het voorstel van burgemeester
en wethouders zijn afgelopen. Ik stel vast dat men stemming over het
voorstel wenst, U wilt nog een stemverklaring afleggen, mijnheer Span-
jer?
De heer SPANJER: Ja voorzitter, ik moet zeggen dat ik het be
treur dat de beleidswijziging niet duidelijker in het voorstel is aange
geven, Na de uiteenzetting van de wethouder kan ik echter toch vrede
met het voorstel hebben en wel omdat het vrijgekomen geld voor het
jeugdtandzorgplan beschikbaar zal worden gesteld.
De heer VON SCHMID: Zonder goede voeding geen goede tanden,'
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik wil ook graag een stemverklaring
afleggen. Ik ben het met de gang van zaken ten aanzien van het overleg
met de betrokkenen niet eens. Mijns inziens zou het juister geweest zijn
als het voorstel aangehouden was totdat her overleg met alle betrokke
nen rond zou zijn geweest. Ik zal dan ook tegen het voorstel stemmen.
De heer VAN LOON: Ik wil mij graag bij de woorden van mevrouw
Van Nes aansluiten.
Vervolgens heeft stemming over het voorstel plaats, 20 stemmen
worden vóór en 16 stemmen worden tegen het voorstel uitgebracht; het
voorstel is derhalve aangenomen.
Vóór het voorstel stemden: de heren Spanjer, Geene en Taks, mevrouw
jager -Middelbeek, de heren Roozeboom, Van Duyl, Van Dun, Van
Caulil, Quadekker, mevrouw Van Rooij-v, d. Heuvel, de heren Kroon,
Van Graafeiland, Mans, Broeders, De Raaff, Kramer, Dees en Sandberg,
mevrouw Stockmann-v, d. Kallen en de heer Van Merkom,
Tegen het voorstel stemden: de heren America, Van Os, Mensen, Von
Schmid, Van Loon, Gïëlëh, mevrouw Willems-Van Doorn, de heren
Jansen, Goos, Van Banning, Van Overveldt, Koertshuis, Crul en Van
Severens, mevrouw Van Nes-Brands en de heer Brooimans,
19, Bijlage nr, 296
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS MET BETREKKING
TOT DE VERVANGING VAN MOBILOFOONS EN PORTOFOONS TEN
BEHOEVE VAN DE POLITIE,
De heer QUADEKKER: In dit voorstel staat in de tweede alinea
een zinsnede die ik niet helemaal kan volgen. Ik citeer: "De hieruit
voortvloeiende feitelijke verlenging van de levensduur van de porto
foons en mobilofoons met 2 jaar is echter bezwaarlijk omdat:
- binnen de gestelde afschrijvingstermijn eventuele reparaties en onder
houd door de politieverbindingsdienst worden verzorgd. De kosten hier
van zijn zeer laag, daar uitsluitend de verbruikte materialen en onder
delen in rekening worden gebracht".
In de eerste plaats begrijp ik niet waarom de levensduur van de portofoons
en mobilofoons met twee jaar verlengd zou worden.