14 SEPTEMBER 1972
924
volgende zin: "In deze S„ A.R. zou ik de gehele ruimtelijke ontwikke
ling van Breda willen onderbrengen, variërend van Haagse Beemden
tot het civic-centre plan". Hiermede was de buitenomtrek in feite al
aangegeven. Tijdens de discussies is deze omtrek steeds aangehouden
en wij vinden een en ander in het reglement ook weer terug. Ten aan
zien van de totale ruimtelijke ontwikkeling past echter vanzelfsprekend
ook een begrenzing naar binnen. De adviesraad moet zich niet in details
verdiepen en ergens moet het advies vragen door het college ophouden.
Op die gronden is de term "in hoofdlijnen" ingevoerd. Dit stond al in het
concept dat ons vorig jaar oktober is voorgelegd. In de toelichting op
dat concept is medegedeeld dat de term "in hoofdlijnen" kritiek ont
moet heeft. Toch acht ik het een goede zaak dat de term gehandhaafd
is. Ik ben mét het college van mening dat het zich al te zeer verdiepen
in details dodelijk kan zijn voor het totale werk van de S. A. R. Mijn
beschouwing over de inhoud van het statuut van de S. A.R. wil ik hiermede
beëindigen. Ik heb echter nog enkele andere opmerkingen. Op 14 oktober
1971 heb ik opgemerkt dat wij niet wilden sleutelen aan het statuut, om
dat de adviesraad de volle gelegenheid zou moeten hebben zelf over dit
statuut te discussiëren. Ik geloof dat dit toch tot een goed resultaat ge
leid heeft.
De raad zal bestaan uit mensen die verschillende disciplines ver
tegenwoordigen en die derhalve verschillende deskundigheden en een
verschillende mate van belangstelling voor deelproblemen hebben. Ik.
hoop dat dit hen er niet van zal weerhouden om de bereidheid op te
brengen veel naar elkaar te luistern en dit ook daadwerkelijk te tonen.
De problematiek ten aanzien waarvan de raad straks zal moeten advi
seren is uitermate complex en daarnaast van onmeetbaar belang voor
de toekomstige vormgeving van onze stad.
Namens de gehele fractie wil ik de S.A.R. de moed en het door
zettingsvermogen toewensen die nodig zijn om met succes te kunnen
werken. Toch heb ik nog een opmerking. Afgelopen dinsdagavond heb
ik mij voor deze vergadering voor wat dit punt betreft voorbereid. Ui
teraard was ik toen onkundig van het feit dat de opbouwraad Breda-Noord
zijn medewerking aan de S.A.R. op het laatste moment zou opzeggen.
Gelukkig heb ik gisteravond kennis kunnen nemen van de bezwaren die
de opbouwraad Breda-Noord naar voren heeft gebracht en ik heb ook
kunnen verifiëren dat deze bezwaren reeds op 20 april j. 1. ter sprake
gekomen zijn. Ik zou het natuurlijk kunnen betreuren dat deze opbouw
raad niet schriftelijk medegedeeld is waarom de verschillende voorge
stelde aanvullingen en wijzigingen niet te Uwer kennis gebracht zijn,
maar ik weet helemaal niet of daartoe een gelegenheid is geweest.
Toch lijkt het mij interessant als de wethouder op deze opmerking uit
de brief van de opbouwraad Breda-Noord ingaat. Zelf wil ik over de
brief van de opbouwraad Breda-Noord nog een paar opmerkingen maken.
Het eerste punt van deze brief doet mij nogal wat wonderlijk aan. Er
moet immers door de S.A.R. veel werk verricht worden en ik geloof
dat dat werk niet in zijn geheel door het D, B. kan worden gedaan.
Verder lijkt mij de vrees dat de adviesraad niet voldoende bijeen zal
komen totaal ongerechtvaardigd
Tenslotte kan de gemeenteraad nog altijd als arbiter optreden
en zal hij vanuit de afdeling ruimtelijke ordening en economische za
ken de werkzaamheden van de S. A.R. nauwkeurig volgen. Wat het ter
visie leggen van stukken betreft begrijp ik niet welke moeilijkheden
hierin kunnen schuilen, maar misschien is de brief op dat punt niet he
lemaal duidelijk. De opmerking in de brief over de oppositiemogelijk-