927 14 SEPTEMBER 1972 Ik wil in dit verband nog graag enkele suggesties doen; ik heb deze suggesties overigens al meermalen geuit. Ik vind het b„ v. niet hele maal juist dat de voorzitter van de S.A.R. wordt benoemd door de raad en wel op voordracht van het college van burgemeester en wethou ders; de heer "Geene heeft dit punt ook nog naar voren gebracht. Ik meen dat de S. A. R. mans genoeg zou moeten zijn om zijn eigen voorzitter te kiezen. Het college van burgemeester en wethouders voert als argu ment aan dat de leden van de S. A. R. elkaar nog niet kennen en dus ook moeilijk een voorzitter kunnen kiezen. Ik kan mij voorstellen dat dat tijdelijk opgevangen wordt; ik kan mij ook voorstellen dat in het regle ment wordt opgenomen dat de voorzitter door de gemeenteraad wordt benoemd, waarmede zoals de heer Geene zojuist naar voren heeft ge bracht het nodige cachet aan de zaak wordt gegeven. Dat zou dan mijns inziens echter niet op voordracht van het college van burgemeester en wethouders, maar op voordracht van de adviesraad moeten gebeuren. Ook zou benoeming kunnen plaatsvinden in overeenstemming met de regeling voor de benoeming van de vice-voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur (artikel 6). Verder wil ik er nog voor pleiten dat niet al te star wordt vastgehouden aan de in artikel 3 genoemde disci plines. Ik. heb er van zeer nabij kennis van kunnen nemen en ik moet zeggen dat de keuze van de disciplines tamelijk arbitrair is. Je zou nog wel honderd disciplines kunnen opnoemen die met evenveel recht in de S. A.R. vertegenwoordigd zouden kunnen zijn. Het lijkt mij dan ook niet juist als deze opsomming richtinggevend zou zijn voor de sa menstelling van de S. A.R. Wat de integriteit van de leden van de S. A.R. betreft ben ik het met de heer Spanjer eens. De openbaarheid die naar mijn mening voldoende gegarandeerd is is de beste waarborg tegen misbruik van gegevens. Mag ik tenslotte nog een opmerking maken over artikel 4? Ik maak die opmerking niet om van het college weer een nieuw stuk te ontvangen, maar ik wil er toch even op wijzen dat er in de laatste zin van artikel 4 waarschijnlijk een tikfout zit. Er staat nl„"Ook hij is eenmaal hernoem baar"; ik neem aan dat dat moet zijn "ook hij is eenmaal herbenoembaar" Een nieuw stuk heb ik liever niet, omdat ik dan ruzie met de heer Jansen krijg. De heer VON SCHMID: Het is een verheugende zaak dat wij hier vanavond over de S. A. R. praten. Reeds in de vorige raadsperiode heeft de raad dit onderwerp besproken en langzamerhand is toen het idee ont staan dat het goed zou zijn als een dergelijk lichaam er zou komen. Ik geloof dat het idee buiten deze raad voor het eerst gelanceerd is door het Archi-team; het lijkt mij juist om dat op dit moment even te memoreren. Toen het idee in de vorige raadsperiode voor het eerst aan de orde kwam gingen de gedachten van verschillende raadsleden uit naar een commissie ex artikel 61. Ik ben het met de heer Spanjer wel eens dat daarbij vele moeilijke vraagstukken aan de orde zouden zijn gekomen. Het lijkt mij niet zinvol om hierover nu een uitvoerige dis cussie te houden, vooral niet omdat de raad al eerder in principe ac- coord is gegaan met de instelling van een commissie ex artikel 62. Het bezwaar dat aan de S. A.R. kleeft is natuurlijk dat hij alleen maar een commissie van advies en bijstand is. Alles zal dus afhangen van de vraag of de S. A.R. voldoende gewicht zal hebben om tegenspel te geven met betrekking tot het Bredase bouwbeleid. Eerlijk gezegd is dat voor mij één van de belangrijkste punten. De inhoud van het statuut lijkt mij dan van wat secundair belang. Bovendien is er al op gewezen dat de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 927