14 SEPTEMBER 1972 928 adviesraad zelf verder aan dat statuut zal dokteren. Ik geloof dan ook dat wij nu niet al te zeer op de inhoud van het statuut behoeven in te gaan. Het tegenspel acht ik echter van het allergrootste belang. De gedachte aan een S. A. R. is ook eigenlijk opgekomen in verband met een stuk onvrede over het bouwbeleid in Breda en ik meen dat die on tevredenheid nog steeds in brede kring en in hoge mate bestaat. Wij moeten daarbij niet alleen denken aan wat gebeurd is, maar ook aan wat men van plan is te gaan doen, b.v. in de Haagse Beemden. Ik weet overigens niet of het plan voor de Haagse Beemden al in een der gelijk stadium is dat de S. A.R. er nauwelijks meer aan te pas zal kun nen komen, maar laten wij even aannemen dat de S. A.R. op dit plan nog enige invloed kan uitoefenen. De wethouder kijkt nu heel verbaasd, maar ik geloof dat het toch wel eens voorkomt dat sommige plannen reeds in een vergevorderd stadium zijn. Mijns inziens is het een feit dat in Breda een giote onrust heerst over het stedelijk bouwbeleid en ik meen dat die onrust terecht is. De plan nen voor het stadscentrum zouden hierbij o. a» aangehaald kunnen wor den. Ik wil hierop nu niet verder ingaan; die kwesties zijn in ieder ge val wel bekend. De vraag blijft of de samenstelling van de S. A.R. een garantie biedt voor goed tegenspel. Wij zetten bij dit punt toch wel wat vraagtekens. Ik heb het dan natuurlijk niet over afzonderlijke personen; dat zou ook niet juist zijn. Toch geloof ik dat men wel zijn twijfels zal kunnen hebben en dat men het niet onmogelijk acht dat bepaalde gemeente lijke plannen door sommige leden van de S. A.R. zullen worden ge steund in plaats van kritisch bekeken. Het woord oppositie is vanavond al gevallen en nu wil ik natuurlijk helemaal niet zeggen dat die ad viesraad ten aanzien van het gemeentelijk beleid altijd maar in de op positie moet zijn, maar de S. A.R. is uit onvrede geboren en ik geloof dan ook dat één van de eerste taken van de S. A.R. zou moeten zijn zich zeer kritisch ten opzichte van het gemeentelijk bouwbeleid op te stellen. Ik vraag mij dan toch af of de S. A.R. zoals die nu is sa mengesteld voldoende tegenspel zal geven. Wij hopen natuurlijk dat dit tegenspel wel geboden zal worden, maar nogmaals, wij hebben daarover onze twijfels. In het algemeen zou nog gesteld kunnen worden dat er wat het open baar bestuur betreft sprake is van een dieptepunt ten aanzien van de belangstelling. Dat is ook al gebleken bij de vergaderingen die de begroting tot onderwerp hadden. Het blijkt ook bij andere zaken die zich in het openbaar afspelen. Op sommige openbare vergaderingen ontbreekt zelfs de pers; ik denk b.v. aan de vergadering van de com missie van advies en bijstand (algemene zaken) over de democratise ring van het beleid. Mijns inziens is het samenspel tussen dergelijke openbare lichamen en de pers uitermate belangrijk. Ik hoop dan ook dat er voor de openbare vergaderingen van de S. A.R. wel belangstel ling zal bestaan, maar wij zullen dat moeten afwachten. Tenslotte wil ik dan nog zeggen dat het voor ons een positief punt blijft dat het college met dit voorstel is gekomen. Ik heb al enige factoren genoemd, op grond waarvan wij eraan twijfelen of de S, A.R. wel helemaal aan het doel zal beantwoorden, maar wij menen dat het in ieder geval ge probeerd moet worden en zullen het voorstel zoals het voor ons ligt daarom steunen. De heer KROON: Evenals de heer Von Schmid was ik voornemens aan te halen dat in de raad in zijn vorige samenstelling aangedrongen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 928