931
14 SEPTEMBER 1972
achten, weinig serieus is omgesprongen. Ook daarom willen wij toch
wel graag van de wethouder horen waarom de belangrijkste voorstellen
van de opbouwraad niet als aanvulling in het statuut zijn opgenomen-
Wat het voorzitterschap van de S. A.R. betreft wil ik graag de woorden
van de heer Van Os onderschrijven.
Tenslotte vraag ik mij af hoe de wethouder de onderlinge verhouding
tussen de diverse raden wil gaan regelen. Heeft het college in dat ver
band voorstellen te doen? Hebben wij binnenkort misschien een welzijns-
raad te verwachten? Een aantal raden functioneert nu zonder dat duidelijk
is hoe de onderl inge afstemming en verhouding zal worden. Ook hierover
wil ik graag geïnformeerd worden.
De heer VAN DUN: Ik geloof dat het niet zinvol is om bij de wieg
van een pasgeborene al een lijkrede uit te spreken. Daarom wil ik mij
wat enthousiast uitlaten over het feit dat wij vandaag het preadvies dat
de S. A.R. introduceert aan de raad mogen voorleggen. Overigens vari
eert de afkorting van die stedebouwkundige adviesraad van S.A. R. tot
St» A.R.maar ik geloof dat wij ons gezien het feit dat een bestaande
organisatie de afkorting S. A.R. al bezigt tot het begrip St. A.R. zou
den moeten bepalen, hoewel dat natuurlijk ook niet veel perspectief
biedt.
De heer VON SCHMID: Kritische geluiden vormen nog geen lijk
rede.'
De heer VAN DUN: Mijnheer Von Schmid, ik had het niet tegen
u, hoor.'
De heer VON SCHMID: Dat heb ik ook helemaal niet zo opgevat,
maar ik vond uw opmerking in het algemeen niet beantwoorden aan dat
gene wat in de raad gezegd is.
De heer VAN DUN: Dat geloof ik toch wel. Met name de eerste
spreker van vanavond, de heer Jansen, heeft zich al vrij somber uitge
laten.
De heer VON SCHMID: De heer Jansen is de raad nog niet.'
De heer VAN DUN: Maar er wordt van de wethouder wel verwacht
dat hij iedereen antwoord geeft. Zullen wij er nu maar mee ophouden?
Mijnheer de voorzitter, ik ben toch wel blij dat het nu zover is. Terecht
is een aantal kritische geluiden gemaakt. Toch wil ik nog even een paar
zaken uit het verleden in de herinnering terugroepen en omdat wij al een keer
uitvoerig hebben gepraat over de stedebouwkundige adviesraad zal ik daarbij
trachten niet teveel in herhaling te treden. Nu loop ik weer de kans op in
terrupties als ik eerst tegen de heer Von Schmid ga zeggen dat ik het niet
met hem eens ben als hij zegt dat de S. A.R. althans vanuit onze bedoe
lingen is opgekomen in verband met een onvrede over wat hij het stedelijk
bouwbeleid noemt; ik neem aan dat hij het stedebouwkundig beleid be
doelt. Wij hebben nooit bedoeld verband te leggen met een onvrede ten
aanzien van het stedebouwkundig beleid.
De heer VON SCHMID: Ik weet wel iets van de voorgeschiedenis;
sorry voor de interruptie.
De heer VAN DUN: Wij hebben meer het oog gehad op een stuk