14 SEPTEMBER 1972
938
Breda-Noord en het antwoord daarop van het college van burgemeester
en wethouders niet in de afdeling zijn behandeld. Was dat wel gebeurd,
dan hadden wij in de afdeling nog eens over die kwestie kunnen discus
siëren, Op zichzelf stel ik het op prijs dat een groepering als deze op-
bouwraad zich intensief bemoeit met een onderwerp als de stedebouw-
kundige adviesraad.
De manier waarop de wethouder een voorzitter wil benoemen
wijkt mijns inziens duidelijk af van de letterlijke tekst in de verordening,
In de verordening wordt nl. bepaald dat de voorzitter door de gemeente
raad wordt benoemd op voordracht van burgemeester en wethouders. Wan
neer dit uitsluitend zou geschieden op aanbeveling van de stedebouwkun-
dige adviesraad, ontstaan er moeilijkheden met lid 4 van artikel 3, waar
in wordt bepaald: "De adviesraad kan voor elke benoeming een aanbeve
ling aan burgemeester en wethouders doen". Volgens artikel 3, lid 1,
moet er te allen tijde een voordracht van burgemeester en wethouders
komen. Ik. beschouw het als een soort bevoogding dat deze stedebouw-
kundige adviesraad niet zelf zijn eigen voorzitter kan uitzoeken. Ik
kan er wèl vrede mee hebben wanneer de gemeenteraad op voordracht
van de stedebouwkundige adviesraad tot benoeming zou overgaan. De
formulering van de verordening wijst in een andere richting dan de woor
den die de wethouder hieraan in eerste instantie heeft gewijd. Ik weet wel
dat in de considerans bij het voorstel de zaak enigszins "omlijst" wordt,
maar in dat geval is de in de verordening gekozen formulering niet erg
juist,
In eerste termijn heb ik enkele opmerkingen gemaakt over de discipli
nes, Ik heb erop aangedrongen die disciplines niet al te strak te hante
ren, Daarmee heb ik willen aangeven dat zo'n opsomming van discipli
nes in een dergelijke verordening gemakkelijk een eigen leven kan gaan
leiden. Van het maximum aantal van 25 laden, zijn er 21 afkomstig
uit de nu opgesomde disciplines. Zoals ik al heb gezegd, zou dat lijst
je gemakkelijk aangevuld kunnen worden. Misschien hebben wij bij
de opstelling van dat lijstje wel verkeerd gegokt. Ik ben een beetje
bang dat het nu vastgestelde rijtje van disciplines als een soort verplich
ting gaat gelden. Dat zou naar mijn oordeel onjuist zijn.
De heer GEENE: Meerdere collega-raadsleden hebben aandacht
geschonken aan de mogelijkheid van het delegeren van bevoegdheden
aan de stedebouwkundige adviesraad. Voordat wij aan het delegeren
van bevoegdheden toekomen, zal bewezen moeten zijn dat men deze
bevoegdheden aan kan en dat men die verantwoording kan dragen. Als
de stedebouwkundige adviesraad dat te zijner tijd bewezen zal hebben
en er Is behoefte aan het delegeren van bevoegdheden, dan zal de ge
meenteraad daarmee weinig moeite hebben.
Sommige sprekers hebben, de onderhavige regeling als te vrijblij
vend gekenschetst. Er zijn andere regelingen die ook te vrijblijvend
genoemd worden, maar waarvan gezegd is: een "zware" regeling is
nog geen waarborg voor het goed functioneren. Naar mijn mening geldt
dit evenzeer voor de stedebouwkundige adviesraad.
Met de manier waarop de wethouder de taak heeft geformuleerd
die aan de stedebouwkundige adviesraad is toegedacht, ben ik erg ge
lukkig. Ik ben van mening dat de. stedebouwkundige adviesraad zich
niet met details moet bemoeien, maar met de grote lijnen. Ik geloof
dat het zo bedoeld is en het verheugt mij dat al twee grote kluiven
aan deze adviesraad zullen worden toegeworpen: de binnenstad en de
Haagse Beemden. Als men erin slaagt dit tot een goed einde te brengen,