958 14 SEPTEMBER 1972 regeling van 1957, waarna gewerkt zou kunnen worden aan een nieuwe subsidieregeling die meer afgestemd zou zijn op de huidige situatie. Ook daarover is niets meer vernomen. Het gemeentebeleid is erop gericht het aantal stichtingen dat zich bezighoudt met de exploitatie van gemeenschapshuizen te vermin deren; het gaat namelijk niet overal even goed met die exploitatie. Het beleid is dus gericht op een bundeling, zodat enkele stichtingen Mie gemeenschapshuizen van Breda zouden gaan beheren. Op die manier zou de concurrentiepositie die nu vaak bestaat omgezet kunnen worden in een adequate samenwerkingsmogelijkheid. Zodoende zouden alle gemeenschapshuizen die te klein zijn zodanig ingericht kunnen worden, dat er een totale voorziening kan worden getroffen door de verschillen de gemeenschapshuizen een aparte functie te geven. Wanneer dit voor stel wordt aangenomen, zal dit beleidspunt niet gerealiseerd worden. Er komt weer een aparte stichting voor dit gemeenschapshuis in "Tuin- zigt", zoals er ook een aparte stichting is gekomen voor Dreef 8. Wij vragen ons af of wij nu echt blij moeten zijn met dit voor stel. De conclusie die wij trekken luidt: helaas niet. Het is de vraag of wij mogen zeggen: iets is beter dan niets. Als je niets hebt, kun je ooit nog iets krijgen; als je iets hebt, loop je het gevaar er meer dan tien jaar mee te blijven zitten. De verouderde subsidieregeling wordt gehandhaafd, omdat wij nu voor het besluit staan waarin bepaald wordt dat er tien jaar lang volgens deze subsidieregeling gewerkt en betaald zal worden. Ik vind dat bijzonder jammer, omdat zodoende deze verouderde subsidierege ling weer voor tien jaar wordt vastgelegd. Wie is er in deze situatie van huurkoop verantwoordelijk voor het onderhoud van het gebouw? Is dat de stichting? Kan zij dit waarmaken? Wat zal het gebouw over tien jaar nog waard zijn, als men er niet in geslaagd is het onderhoud te verrichten? De wijk "Tuinzigt" krijgt een aantal vierkante meters gemeen schapsruimte tot haar beschikking. Ik vraag mij af wat men daarmee zal moeten doen. In het voorstel van het college wordt met geen woord gerept over de inrichtingskosten. Wie gaat dat betalen? Heeft de wijk er zelf geld voor? Waarom wordt daarover geen enkele mededeling gedaan? Krij gen wij die rekening soms achteraf apart gepresenteerd? Ik zou graag nü de totale consequenties en de hoogte van de subsidie willen afstemmen, niet alleen op de bouwkosten van het gebouw, maar ook op het onderhoud en, niet te vergeten, op de bijzonder hoge inrichtingskosten. Ik hoop dat de wijk het straks niet met allerlei afdankertjes zal moeten doen. De heer MANS: In een aantal opmerkingen is de algemene te neur te beluisteren dat dit voorstel van burgemeester en wethouders van dien aard is, dat wij er beter niet aan zouden kunnen beginnen. Gezien de behoefte aan gemeenschapshuizen die duidelijk aanwezig is, kan ik mij levendig voorstellen dat sommige raadsleden zich afvragen of het nu echt niet mogelijk is wat meer permanente voorzieningen te treffen. Het antwoord op die vraag is al in 1963 gegeven, toen er een urgentielijst is samengesteld, waarbij de wijk "Tuinzigt" is beloofd dat er alles aan zou worden gedaan om aldaar een gemeenschapshuis te realiseren. De feiten hebben de onmogelijkheid daarvan aangetoond. De redenen daar voor zijn terug te vinden in het onderhavige raadsvoorstel. Aan de an dere kant is een gematigde vreugde toch wel op haar plaats, omdat wij erin geslaagd zijn in deze precaire situatie een mogelijkheid te vinden om de wijk ten minste een basis-voorziening te verschaffen. De filosofie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 958