961
14 SEPTEMBER 1972
is niét vandaag de dag gebeurd.
De heer QUADEKKER: Ik geloof dat de wethouder zich in de be
antwoording van mijn vraag heeft vergist. De geldschieter heeft mijns
inziens niets te maken met de inhoud van punt 5 van het ontwerp-be-
sluit. Wat kan het de geldschieter nu toch schelen waar het gebouw na
tien jaar naar toe zal gaan, als hij na die tien jaar zijn geld maar ge
had heeft? Wanneer de totale huursom in die tien jaren niét door de
gemeente zou zijn betaald, maar minder, zou het mijns inziens niet
juist zijn het gebouw om niet aan de dienst voor jeugd en sport over
te dragen. Naar mijn bescheiden mening moet er een aanvulling komen
van punt 5. Aan punt 5 zou bijvoorbeeld de volgende zinsnede toege
voegd kunnen worden: "en de totale huurkoopsom over tien jaren uit
de gemeentelijke subsidie is betaald".
De heer GIELEN: Ik ben de wethouder dankbaar voor de beant
woording van mijn vragen. Eén vraag is echter niet geheel uit de verf
gekomen. De wethouder heeft verteld dat de bedragen niet de goedkeu
ring behoeven van gedeputeerde staten, uitgezonderd één klein bedrag.
Is het - bij wijze van spreken - mogelijk de uitvoerder morgen opdracht
te geven om met de bouw te beginnen?
De heer AMERICA: Blijkbaar ben ik vaak onaardig. Ik zou gesug
gereerd hebben dat de wethouder en de dienst voor jeugd en sport niets
hebben gedaan. Dat heb ik niet bedoeld en ik geloof dat ik dat ook niet
gezegd heb. Ik heb gevraagd wanneer de nota inzake de ruimte biedende
gelegenheden zal worden uitgebracht. Bij mijn weten is over een concept
nota ook binnen de afdeling niet gesproken. Bij mijn weten is binnen de
afdeling evenmin ooit gesproken over de gemeentelijke subsidieregeling
van 1957. Er is wèl gesproken over de rijkssubsidieregeling, die eventu
eel aangeboord zou kunnen worden bij nieuwbouw. Daarvoor bestaan in
dit geval blijkbaar geen mogelijkheden.
Het is mij bekend dat de dienst voor jeugd en sport op het ogenblik
elders in wijken pogingen tot bundeling in het werk stelt. Het is echter
bijzonder jammer dat in wijken waar nieuwe gebouwen worden neerge
zet één stichting voor één gebouw gaat functioneren. Juist als nieuwe
zaken tot stand komen, is de tijd rijp om het beleid in dezen om te bui
gen.
De heer MANS: Ik heb de heer Quadekker inderdaad verkeerd
begrepen. Zijn suggestie komt mij alleszins redelijk voor. Ik weet niet
goed wat ik in deze situatie moet doen. Als de raad ermee accoord gaat
dat punt 5 wordt gewijzigd in de zin zoals door de heer Quadekker aange
geven, kan ons dat een schorsing besparen.
De heer QUADEKKER: Wanneer er in die zin een wijziging wordt
aangebracht, zal ik zeker voor dit voorstel stemmen.
De VOORZITTER: Het college zal het bekijken en, als het nodig
is, met een wijziging komen. Dat lijkt mij correct.
De heer MANS: De opmerkingen van de heer America heb ik
bepaald niet als onaardig ervaren. Ik meende alleen dat hij het over
een ander onderwerp had.
Voor de nota inzake de ruimte biedende gelegenheden wil ik