983 26 SEPTEMBER 1972 notabelen kefhondjes geleverd, die de bok in beweging moesten houden, maar het malse, groene gras schoot hoog op, behalve in het kaalgevre ten cirkel van de bok, die steeds magerder werd. De bestuurders begre pen niet dat er niet van heinde en verre belangstellenden voor hun mal se, groene weide kwamen opdraven; zij gingen heel lang beraadslagen, maar vonden geen oplossing. Toen kwamen de notabelen met het voor stel: geef de weide aan ons, stuur die magere bok weg en wij zullen het gras maaien en verkopen; als wij teveel gras hebben dan geven wij ook wat aan u." Nou, dat vonden de bestuurders een geweldige vondst. Zo gezegd, zo gedaan en de bestuurders en notabelen leefden nog lang en gelukkig.' Ziedaar de kleine voorgeschiedenis van het voorstel dat vanavond ter tafel ligt. Wat meer op het voorstel zelf ingaande moet ik u zeggen dat wij financiële gevolgen op korte en langere termijn niet kunnen overzien. De afvloeiing van het personeel gaat geld kosten; het is niet bekend hoeveel geld dat zal zijn. Dat geld zal hoofdzakelijk, ik meen zelfs alleen door de gemeente moeten worden opgebracht. De kosten voor gemeenschapsactiviteiten die wij nog in het Turfschip zouden wil len onderbrengen zijn niet bekend. In de tweede plaats vinden wij het voorstel sociaal-onaanvaardbaar. Ik geloof dat wij hier in de raad nog maar kortgeleden een dergelijke uitspraak hebben gehoord over een soortgelijk plan; dat plan heette een structuurplan. In de derde plaats is het voorstel in strijd met alle mooie woorden die aan het Turfschip besteed zijn. Meerdere leden van deze raad zullen er de notulen van vorige vergaderingen nog eens op hebben nageslagen; mijnheer de voorzitter, je krijgt de tranen in je ogen als je leest hoe mooi dat Turfschip wel is en wat wij er allemaal in zouden kunnen doen (maar niet gedaan hebben). In de vierde plaats is dit voorstel lijnrecht in strijd met de belangen van diegenen die het Turfschip moeten betalen: de burgers van Breda. Zoals al gezegd hebben wij nl. ten aanzien van gemeenschapsactivitei ten geen enkele zekerheid. Tenslotte het laatste punt. Door meerdere raadsleden is al gezegd dat het erop lijkt dat de gemeente zelf concurrentievervalsing in de hand werkt. Het spijt mij dat wij in het voorstel van het college zo weinig gunstige dingen kunnen ontdekken. Het spijt mij nog meer dat wij steeds meer tijd verliezen. Er is over het Turfschip nu al zo lang gepraat en er is niets gebeurd. De verliezen zijn alleen maar groter geworden. Het gebouw staat er nog steeds en het personeel is er nog, maar er is aan een wezenlijke uitbreiding van de functie van het Turfschip niets ge daan. Dat zou niets gekost hebben, helemaal niets. Zelfs al zou het gebouw slechts voor gemeenschapsactiviteiten benut worden, dan nog zouden wij ons in een positie bevinden, waarin elders in het land an deren die eveneens het beheer over dergelijke gebouwen voeren zich eveneens bevinden. Bij een enigszins redelijke exploitatie kan men het gebouw tegen de kapitaalslasten beheren, d. w. z. "men kan gemeen schapsactiviteiten ontwikkelen in een gebouw dat men voor niets krijgt. Dat is één van de meest beperkende voorwaarden die b.v. worden ge steld aan stichtingen die gemeenschapshuizen exploiteren. Die stich tingen krijgen als ze dat nodig hebben het gebouw voor niets en anders moeten ze er zelf iets bijleggen. Ik vraag mij nu af waarom wij in dit geval dezelfde voorwaarden creëren - wij geven het gebouw voor niets - en daarnaast de mogelijkheid bieden om het gebouw commercieel te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 983