26 SEPTEMBER 1972
986
preadvies aangegeven,, Wij achten dat zeer belangrijk; het exploitatie
verlies is ook nu immers weer aanzienlijk groter dan geraamd was. Voort
gaande op de weg die wij tot dusverre gevolgd hebben komen wij in de
eerstkomende jaren voor onvoorstelbaar-grote verliezen te staan.
b) De daadwerkelijke betrokkenheid van de gemeente bij de exploitatie
wordt in feite beperkt tot het toezie.n op de nakoming van de met de
stichting aan te gane overeenkomst enerzijds en anderzijds van de tus
sen de stichting en pachter te sluiten overeenkomst. De in beide over
eenkomsten op te nemen voorwaarden zijn dan ook van groot belang.
Ik geloof dat het college dit duidelijk onderkent. In het voorstel wordt
nl. onder punt 3.2.1. op bladzijde 5 vermeld: "In de overeenkomst
met de stichting tot beschikbaarstelling van het gebouw dient de ge
meente haar voorwaarden te stellen ten aanzien van de beschikbaarstel
ling zelf, de functie van het gebouw, de garanties van de stichting, de
te betalen huur etc» terwijl de gemeente tevens zal moeten bedingen
dat de voor de pachter relevante voorwaarden uit de overeenkomst ge
meente-stichting in de tussen de stichting en de pachter te sluiten over
eenkomst worden opgenomen". Ik geloof dat dit een duidelijke uitspraak
van het college is en wij kunnen ons met die uitspraak volkomen vereni
gen. Nu kan men de vraag stellen of de voorgestelde overeenkomst in
grote lijnen wel voldoende waarborgen voor de gemeente biedt. In al
gemene zin menen wij die vraag bevestigend te kunnen beantwoorden.
Ons inziens zijn er voldoende waarborgen voor het nemen van een "be
sluit in principe", hoewel er ten aanzien van bepaalde onderdelen van de
overeenkomst nog wel enkele vragen rijzen, c» q» opmerkingen dienen
te worden gemaakt. Die vragen en opmerkingen kunnen mogelijk mee
genomen worden in het definitieve contract met de stichting en in het
contract tussen stichting en pachter» Ik neem aan dat de concepten van
beide overeenkomsten op de een of andere wijze nog ter kennis van de
raad zullen worden gebracht»
Ik wil de volgende opmerkingen maken» In de eerste plaats wil ik iets
zeggen over de samenstelling van het bestuur van de stichting. De vori
ge sprekers hebben dit punt bijna ook allemaal besproken en ik zal het
daarom niet uitputtend behandelen. Ook wij zijn van mening dat de
voorgestelde samenstelling van het bestuur, nl. 3 leden vanwege het
bedrijfsleven en 3 leden vanwege de gemeente, voldoende zekerheid
biedt. In tegenstelling tot enkele anderen komt het ons echter wel be
langrijk voor dat één van de drie vanwege de gemeente voor te dragen
bestuursleden een wethouder is. De andere twee behoeven o. i. beslist
geen raadslid te. zijn, maar mogen dat eventueel wel zijn. Verder sluit
ik mij uiteraard aan bij de inhoud van de motie Van Loon, die door on
ze fractie, mede is ondertekend.
Over de looptijd van de overeenkomst tussen de gemeente en de stich
ting, nl» vijf jaar plus tweemaal vijf optiejaren, wordt in de motie ook
gesproken. Wij zouden oog liever gezien hebben dat gesproken werd van
één termijn van vijf jaar en eenmaal vijf optiejaren. De stichting zou
daarna dan bij eventuele nieuwe verpachting een voorkeursrecht hebben.
In de motie wordt ook gesproken van een looptijd van vijf jaar plus tweemaal
vijf optiejaren; wij zouden dit liever beperkt zien tot eenmaal vijf optieja
ren.
c) Er dient een duidelijke aanduiding van de gemeenschapsaktiviteiten
te komen, zo nodig met bepaling van het minimum aantal dagen per
jaar dat hiervoor moet worden gereserveerd.
d) Ten aanzien van de pachtsom, samengesteld uit de drie genoemde
componenten, dient ons inziens een vast basisbedrag als minimum te