95
17 FEBRUARI 1972
een maand uit te stellen. Het voorstel van de beide fracties mondt na
melijk uit - en daarom ben ik blij met de toelichting - in enkele pun
ten, genoemd onder 3 a t/m d, waarvan het college zegt dat het daar
volledig mee akkoord gaat. Het lijkt mij dan ook helemaal niet moei
lijk het voorstel terug te nemen en akkoord te gaan met het voorstel
van het college en het nader gepreadviseerd, met name wat betreft
de conclusies op pagina 2, opnieuw aan de orde te stellen, zodat wij
er in de eerstvolgende vergadering gedegen en goed geargumenteerd
over kunnen praten.
De heer GEENE: Ik moet zeggen dat ik behoefte heb aan een
preadvies van het college. De initiatiefnemers hebben het probleem
namelijk nogal theoretisch benaderd. Zij zullen ook wel gelijk heb
ben, maar ik heb in de practijk nogal eens met dergelijke zaken te
maken en dan blijkt het nogal eens anders te lopen dan volgens de in
structies misschien mogelijk is. Ik ben dan ook heel benieuwd naar
het preadvies van het college.
De heer CRUL: Wethouder Van Dun is ingegaan op de punten 3 a t/m
d, die inderdaad het voorstel inhouden. Wat hij heeft gezegd sterkt mij
echter in mijn overtuiging dat wij er vanavond over moeten praten, want
in feite heeft de wethouder gezegd wat er gebeuren moet met de zaak
van de aanvullende werken of wat er al gebeurt, zoals hij eigenlijk
zegt. Daar gaat het ons nu juist om, want bij de kwestie van de Ken-
nedybrug is ons, nadat wij daar een studie van hadden gemaakt, duide
lijk gebleken dat het niet goed is gebeurd. Verder zijn er nog wat an
dere motieven en daarom vind ik dat wij de zaak vanavond in ieder
geval moeten doorspreken, omdat er naast de punten 3 a t/m d een
aantal algemene zaken aan de orde moet komen, waaronder die van
de informatie, die in deze zaak een zeer belangrijke rol speelt. Daar
naast is het een feit dat er - en daarom begrijp ik de terughoudendheid
van de andere leden niet - een precaire situatie in de werkgelegenheid
is die onmiddellijk moet worden aangepakt. Als wij, op welke manier
ook, invloed kunnen uitoefenen om de werkgelegenheid te stimuleren,
dan moeten wij dat nu doen en daar ook met elkaar over willen praten.
Ik doe dan ook een dringend beroep op de raad ons voorstel gewoon te
doen behandelen.
De VOORZITTER: U hebt gelegenheid het voorstel te bespreken,
mijnheer Crul, wilt u daarvan nu gebruik maken?
De heer CRUL: Ik wil graag het voorstel in discussie brengen en
dan in afwachting van het antwoord van het college beslissen wat wij
er verder mee doen. Daar heb ik geen enkel bezwaar tegen.
De heer KROON: Ik meen dat de raad nu eerst moet beslissen of
dit voorstel nu aan de orde komt.
De VOORZITTER: Het voorstel is voldoende ondersteund en ik
stel de raad in de gelegenheid daarover te spreken. Daarbij heeft het
college ook de motieven aangegeven waarom het van mening is dat
het verstandig is - zie ons standpunt met betrekking tot de punten
3 a t/m d - deze zaak effectief en goed te bespreken. Het gaat door,
de gevraagde lijst wordt opgemaakt en er volgt een gesprek. Het col
lege zegt dat,toe, maar wil mén in de raad een gedegen discussie voeren