15 NOVEMBER 1973
997
voor zodat er een opschuiving naar volgende jaren plaatsvindt. In alle
wijken worden de kinderen intussen ouder en missen zij de nodige sport -
uren in lagere-schoolverband omdat er onvoldoende gymnastieklokalen
zijn. Wij kunnen niet steeds aan de behoefte aan sportruimten die er in
de wijken heerst voorbijgaan. Voorts is ook een aantal andere behoef
ten duidelijk merkbaar.
In het voorstel wordt gesproken over een zekere betrokkenheid van
de burger bij deze onroerend-goedbelasting. Deze betrokkenheid komt
heel slecht uit de verf. In de commissie is mij gebleken dat die betrok
kenheid tot uiting komt in het feit dat de burgers via hun gekozen ver
tegenwoordigers -- dat zijn wij -- mogen vaststellen hoeveel zij gaan
betalen. In het algemeen zal de burger van een dergelijke betrokken
heid niet zo erg gecharmeerd zijn. Of hij nu van de hond of van de kat
gebeten wordt zal hem weinig interesseren. Mogelijk worden wij er nog
wel eens op aangesproken of wij een en ander goed hebben geregeld maar
dat moeten wij maar rustig afwachten. Die betrokkenheid zou wat be
ter uit de verf komen indien wij zouden voorstellen een gedeelte van
de inkomsten uit de onroerend-goedbelasting in een speciaal fonds ten
behoeve van de door mij genoemde wijkvoorzieningen te storten. Door
de inkomsten die wij zullen verwerven hebben wij enige ruimte gekre
gen en wellicht is die ruimte nog groter te maken. Op dit moment kan
ik nog niet overzien hoe dit alles precies moet worden geregeld. Ik
hoop evenwel dat ik voor deze gedachte enige steun krijg. Ik heb een
motie hierover in concept gereed en over de inhoud daarvan zal ik gaar
ne met een ieder in de raad die er iets voor voelt overleg plegen. In
dien wij nu niet tot het doen van een dergelijk voorstel of "tot het ne
men van een dergelijk besluit overgaan zal deze kwestie naar ik vrees
niet van de grond komen. Over een aantal jaren zullen wij van deze
verruiming van inkomsten helemaal niets meer merken en zullen geen
wezenlijk noodzakelijke objecten in Breda zijn verwezenlijkt.
De heer CRUL; In de commissie voor financiën heb ik een guns
tig advies over dit voorstel uitgebracht. In verband met de financiële
situatie waarin wij verkeren heb ik wel enig voorbehoud ten aanzien
van het afschaffen van de hondenbelasting gemaakt. Tijdens de bespre
kingen in mijn fractie zijn deze bezwaren echter opgeheven doordat
mij duidelijk werd dat deze belasting een bepaalde groep burgers ex
tra treft. Gezien onze huidige opvattingen inzake belastingheffing zou
dat onrechtvaardig zijn. De financiële bezwaren tegen die afschaffing
zijn voorts in feite ondervangen door de extra heffing in de onroerend-
goedbelasting. Hierdoor wordt compensatie verkregen.
Het college heeft de in de wet geformuleerde uitgangspunten ge
hanteerd als verruiming van het gemeentelijk belastinggebied en voor
het rechtstreeks betrekken van de burgers bij het financieel beleid. De
heren Van Os en Van Loon hebben daar al iets over gezegd. Vanuit
mijn fractie zijn nog enkele vragen naar voren gekomen. Er bestaat eni
ge onzekerheid over de vraag of de bewoners van huurwoningen door de
doorberekening van de eigenaarsheffing in de huren extra belast zullen
worden. Zal de door de eigenaren te betalen onroerend-goedbelasting
worden verhoogd? Wij zullen nog niet het maximumbedrag waartoe wij
gerechtigd zijn gaan heffen. Wij achten dit juist en menen dat de over
gang daardoor beter zal verlopen»
De heer Van Loon heeft ook al over het punt van de extra-inkoms
ten gesproken, waar nogal verschillende cijfers over bestaan. Volgens
de budgetverdeling zou er 1 miljoen extra vrijkomen door de gerin
gere aan het rijk door te schuiven heffing. Op bladzijde 21 van het voor-