998 15 NOVEMBER 1973 stel staat dat de extra-inkomstenheffing een bedrag van 1 miljoen zal opleveren terwijl in de samenvatting op bladzijde 19 over f. 2,5 miljoen per jaar wordt gesproken. Wij menen dat dit laatste bedrag het juiste is maar wij zouden dat graag nog even bevestigd hebben. De waardebepaling zal op basis van de belastbare opbrengst vol gens het kadaster plaatsvinden. In andere gemeenten in de omtrek wordt deze opbrengst naar ik meen met 400 vermenigvuldigd. De heer Van Loon noemt echter een percentage van 200 en ik kan mij dus vergissen. Misschien kan de wethouder daar nog even op ingaan. Tenslotte wil ik nog even spreken over het rechtstreeks betrekken van de burgerij bij het financieel beleid van de gemeente. De heer Van Os heeft daar reeds over gesproken. Wij gaan akkoord met deze onroe rend- goedbelasting maar wij menen dat vanavond moet worden afgespro ken op welke wijze de burgerij kan worden ingeschakeld bij de invoe ring van deze belasting en bij de besteding van de extra-inkomsten die daaruit ontstaan. Begin 1974. na het afsluiten van de werkzaamheden van de saneringscommissie en vóórdat met het opstellen van de begro ting voor 1975 wordt begonnen zal er via de commissie van financiën in de raad een debat moeten worden gehouden over de inschakeling van de burgerij bij de besteding van de extra-inkomsten uit de belasting en de beschikbare ruimte die wij nu nog hebben. Het college en de betrok ken commissies kunnen wellicht nu reeds enig voorbereidend werk ver richten. De heer SANDBERG: Aan het voorstel dat thans ter tafel ligt is veel werk voorafgegaan en er zal in de toekomst ook veel werk voor verzet moeten worden. De commissie van financiën is steeds nauw bij deze ma terie betrokken geweest en dit is wellicht een verzachtende omstandig heid voor de enigszins geforceerde afhandeling van het voorstel in de raad die uiteraard nauw verband houdt met de datum van invoering. Wan neer wij deze belasting niet vóór 1 januari aanstaande rondkrijgen en aan melden kunnen wij deze niet per 1 januari 1975 invoeren. De niet-specia- listen in dit opzicht hebben slechts korte tijd gehad voor het onder de knie krijgen van deze ingewikkelde materie. De meeropbrengst is een druppel op de gloeiende plaat van Breda; deze is voor het grootste deel in de eerst komende jaren reeds 'weggegeven'. Over de lastenverdeling en lastenverzwaring merk ik het volgende op. De gebruikers van het onroerend goed moeten nu gaan betalen het geen zij voorheen niet deden en dit brengt wel enige onduidelijkheid met zich. De heer Van Loon heeft gevraagd of er ook nog consequenties ten aanzien van het subsidiebeleid aan verbonden zijn. Kan er hypothetische vergelijking tussen de ene en de andere grondslag gemaakt worden? Ik ben er ook niet helemaal uitgekomen hoe het vrijstellingenbeleid er gaat uitzien. Op bladzijde 10 van zijn voorstel geeft het college aan dat het vrij is naar eigen inzicht vrijstellingen te verlenen. Wij hebben in het voorstel enkele vrijstellingsobjecten aangetroffen, te weten gebou wen voor openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinnings bijeenkomsten, openbare land- en waterwegen, banen voor het openbaar vervoer en dergelijke. Is er ruime aandacht aan deze materie besteed en is er feitelijk sprake van een bewuste keus voorzover deze vrijstellingen niet op andere instellingen zijn toegepast? Ik denk bijvoorbeeld aan zie kenhuizen of aan sportaccommodaties. De keuze van de grondslag wordt in het voorstel in niet onbelang rijke mate bepaald door de methodiek voor invoering en vaststelling van de onroerend-goedbelasting. Heeft de keuze van die grondslag ook in vloed op de individuele aanslagen? Uiteraard zijn de totale geldmidde-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 998