15 NOVEMBER 1973
999
len beperkt. De heer Van Loon heeft daar ook reeds op gewezen. In
derdaad moeten wij het van bezuinigingen hebben, want de grens is
bereikt van het opleggen van aanslagen aan de burgerij. Ik verwijs hier
voor naar de algemene beschouwingen die ik het vorig jaar heb gehou
den. De verruiming die nu ontstaat vindt feitelijk haar oorzaak in een
verschuiving van de middelen van gemeente en rijk. Ik verzet mij dan
ook sterk tegen de gedachte de burgerij opnieuw met hogere lasten te
confronteren. Het gaat hier om een andere methodiek van belasting
innen en om een andere belasting en men mag deze niet aangrijpen om
onder het mom daarvan de belasting te verhogen. Wanneer er in een
democratisch land belastingverhoging moet plaatsvinden moet men daar
ronduit voor uitkomen en dan moet daar een besluit over worden geno
men. Een dergelijke verhoging moet niet als een addertje onder het gras
bij een wijziging in de methodiek voor de inning worden ingevoerd.
Tenslotte verzoek ik u ruime aandacht te schenken aan de intro
ductie van deze belasting bij de burgerij. Eén van de doelstellingen van
dit voorstel is, de ingezetenen van de gemeente meer rechtstreeks te
betrekken bij de onroerend-goedbelasting. Ik verzoek het college hier
over een speciaal nummer van 'Indruk' te laten verschijnen zodat een
en ander te zijner tijd goed duidelijk wordt. Kan er bij het introductie
proces van het geheel een commissie worden ingeschakeld en kan deze
het komend jaar voordat de aanslagen worden rondgestuurd reeds aan
het werk gaan? Ik ben ervan overtuigd dat het systeem veel kinderziektes
zal gaan vertonen. Wij zullen dan recht moeten breien hetgeen scheef
zit en ik acht de inbreng van de commissie van financiën daarbij van
fundamenteel belang.
Wethouder BROEDERS: Het is de heer Van Loon opgevallen dat wij
op typisch Nederlandse wijze eerst het meest ingewikkelde systeem heb
ben bestudeerd. Ik denk daarbij aan het gezegde: 'Waarom zou je het
makkèlijk doen als het moeilijk kan?' Het college en de raad zijn bij
dit voorstel echter van een ander uitgangspunt vertrokken. Wij hebben
op een bepaald moment het criterium van de oppervlakte gekozen om
dat de algemene indruk toen was dat dit systeem eenvoudig te hanteren
was. Bij de behandeling in de Kamer is er wat gebeurd en uit de uitvoe
ringsbeschikkingen die nadien verschenen zijn bleken noch onze veron
derstellingen noch die van een aantal belastingdeskundigen te kloppen.
Er waren namelijk nadere voorschriften, precieze meetvoorschriften en
een toepassing van waardecoëfficiënten en dergelijke ingevoerd waar
door het systeem dermate ingewikkeld werd dat het in plaats van het
schijnbaar eenvoudige het moeilijkst denkbare systeem werd. Wij zijn
daar dan ook van teruggekomen. De heer Van Loon zegt voorts dat het
er nu eindelijk van gekomen is maar dat het niet de oplossing van al
le problemen is en dat ben ik met hem eens. Wij hebben de gehele ont
wikkeling gevolgd en aanvankelijk hadden wij voor het criterium van
de oppervlakte gekozen. Wij vonden het belangrijk de modelverorde
ningen van de V. N. G. te kennen maar deze hebben wel wat lang op
zich laten wachten hetgeen wellicht samenhangt met de naderhand door
de rijksoverheid uitgevaardigde uitvoeringsbeschikkingen. Een pluspunt
is dat een aantal belastingen vervalt en dat daarvoor één belasting in de
plaats komt.
Inderdaad is de meeropbrengst 2.468.000,--. Het gaat hier
echter niet om netto-inkomsten. Andere sprekers vragen welke conse
quenties aan een en ander verbonden zijn. Ik wil de berekeningen te
zijner tijd graag voorleggen aan de commissie van financiën zodat wij
een duidelijker inzicht in de feitelijke situatie krijgen. Een deel van