1002
15 NOVEMBER 1973
regeling die voor grote groepen van de bevolking geldt helemaal tot in
de finesses op de juiste wijze worden toegepast. Het maken van een al
gemene regel houdt uiteraard in dat de grenzen hier en daar moeilijk
zijn te trekken.
Zelf heb ik weinig met het beroepsrecht te maken gehad maar mij
is bekend dat hier dezelfde regeling als bij de rijksbelasting geldt. Op
dezelfde wijze als men tegen alle andere belastingen beroep kan instellen
is dat hier mogelijk. Dat beroep komt derhalve -- 'gelukkig' -- niet bij
b. en w. of bij de raad terecht. Ik ben het met de heer Van Os eens dat
de verruiming die nu ontstaat over enkele jaren niet meer te merken zal
zijn. Ik heb daar ook bijzonder weinig illusies over gekoesterd want aan
de hand van de begrotingspositie van de gemeente Breda constateer ik
dat een zeer belangrijk bedrag van de verruiming in 1975 door uitspraken
van de raad dat bepaalde lasten in de begroting moeten worden opgeno
men reeds is opgesoupeerd. Bovendien hebben wij nog met een tekort te
maken dat nog moet worden weggewerkt.
Volgens de heer Van Os moeten wij nu een fonds vormen -- een
en ander moet nog nader worden uitgewerkt -- teneinde de tertiaire wijk-
voorzieningen afzonderlijk te behandelen. Wij moeten iets dergelijks
dan niet nu maar bij de voorbereidingen voor de begroting 1975 doen.
Overigens wijs ik. erop dat een onroerend-goedbelasting bedoeld is als
een algemeen dekkingsmiddel voor alle activiteiten binnen een bepaal
de gemeente. De raad kan ten behoeve van de wijkvoorzieningen een
aparte regeling wensen -- bestudeerd zou moeten worden op welke wij
ze deze het meest effectief zou kunnen werken --en kan dit als één van
de meest urgente punten in de begroting voor 1975 opnemen. Alsdan zal
moeren worden bekeken welke ruimte daarvoor beschikbaar is waarna een
dergelijke regeling in de begroting kan worden opgenomen. Een derge
lijke procedure is hiervoor de enig mogelijke.
Ik ben er blij mee dat de afschaffing van de hondenbelasting geen
bezwaren ontmoet van de fractie waarvan de heer Crul voorzitter is. In
zijn fractie bestaat enige onzekerheid over de vraag of de eigenaarshef
fing op de huurders zal worden verhaald. Bij het thans voor ons liggende
voorstel worden de lasten van de eigenaars niet verzwaard zodat een der
gelijke vrees ongegrond is. De huurpolitiek kan ik wat slechter beoorde
len -- deze behoort niet zozeer tot mijn portefeuille -- maar het is ui
teraard mogelijk dat de raad in de toekomst besluit de eigenaarslasten
te verzwaren omdat daar nog ruimte voor aanwezig is en alsdan zou een
dergelijk probleem zich kunnen voordoen.
In de commissie van financién moet ik nog enkele mededelingen
over de resterende ruimte doen en ik ben bereid dan --na afsluiting van
de werkzaamheden rond deze begroting en rond de voorstellen van de sa
neringscommissie -- tevens te spreken over een methodiek die de burgers
bij het geheel kan betrekken. Ik vraag mij wel af of ik dan niet een beet
je op het terrein van de voorzitter kom. Persoonlijk ben ik daartoe wel
bereid maar misschien is dit een punt voor de commissie van algemene
zaken die de democratisering en de inspraak van de burgerij behandelt.
Het zal wel geen bezwaren ontmoeten dat ik de commissie van financiën
zo volledig mogelijk inzicht geef in hetgeen in dit kader mogelijk is.
Zullen wij over de wijze waarop deze kwestie het beste kan worden be
naderd nog eens contact hebben? Uiteraard moeten wij hier eerst nog met
het college over spreken.
De heer Sandberg vindt de meeropbrengst een druppel op een gloei
ende plaat en uit mijn betoog zal hem gebleken zijn dat ik dit met hem
eens ben. Er is zoveel druk op onze begroting dat wij niet veel nieuws
meer kunnen aanpakken. De heer Sandberg vraagt welk verschil het uit-