19 NOVEMBER 1973
1015
tot de zijne maakt. De weerslag daarvan dient dan in het regle
ment te worden vastgelegd.
De heer JANSEN: In grote lijnen levert het nieuwe ambtenaren
reglement voor mij geen problemen op. Ik ben blij met de wijzi-
ingen en aanpassingen die u voorstelt. Niettemin wil ik een kleine
anttekening maken.
Ik had verwacht een artikel aan te treffen waarin nauwkeurig
omschreven de rechtspositie zou worden geregeld van de ambtenaren
die bij de openbare commissievergaderingen aanwezig dienen te zijn.
Ik ben nog steeds van mening dat zij daar een uiterst kwetsbare po
sitie innemen en ik zou graag een behoorlijke bescherming voor hen
ingebouwd willen zien. Ik ben erg benieuwd van uw college te ver
nemen welke zekerheden u hen kunt garanderen ten aanzien van hun
functioneren in de commissies.
De heer CRUL: Ik heb slechts enkele korte opmerkingen betref
fende artikel B2 sub 3 en D6 bis. In het eerste door mij genoemde
artikel wordt gesproken over een verklaring omtrent het gedrag als
bedoeld in de wet op de Justitiële Documentatie. Bedoeld wordt
hier waarschijnlijk een verklaring van goed gedrag. Over deze zaak
is nogal wat discussie gaande. De Coornhertliga heeft ernstig bezwaar
tegen het opnemen van deze bepaling in de reglementen. Wij zouden
graag zien dat u deze kwestie eens in het georganiseerd overleg aan
de orde stelde.
In D6 bis staat dat slechts vier verlofdagen in halve dagen kun
nen worden gesplitst. Ook op dit terrein zijn allerlei ontwikkelingen
aan de gang die een nieuw gesprek wellicht noodzakelijk en ook mo
gelijk maken.
Wethouder DE RAAFF: De heer Nihot heeft verschillende opmer
kingen gemaakt die mij wat vreemd in de oren klinken. Hij voert
aan dat wij als model een ouderwets model van het centraal or
gaan hebben genomen. Ik heb niet op de datum van het model
gelet, maar ik kan mij niet voorstellen dat het jaren oud is. Ik
zou zeker niet zo ver willen gaan als de minister van Defensie,
die 30 of 40 jaar geleden al van mening was dat het bezoeken van
vergaderingen van het georganiseerd overleg de hoogste dienst is.
Ik ben van mening dat er verlof moet worden gegeven voor het
bijwonen van die vergaderingen. De kwalificatie van het bezoeken
van deze vergaderingen als dienst boven alle andere dienst laat ik
graag voor rekening van de heer Nihot en de door hem genoemde
minister van Defensie.
Ik kan op dit moment niet beoordelen of het nodig is het be
grip verlof te splitsen in "vakantieverlof" en "buitengewoon verlof".
Mocht bij een nadere beoordeling blijken dat dit tot verduidelijking
kan leiden, heb ik er geen bezwaar tegen bij een volgende wijzi
ging deze nadere omschrijving door te voeren.
De heer Nihot heeft ook gesproken over de holle terminologie:
"tenzij de dienst zich daartegen verzet". Deze term is voor ieder
een duidelijk en ik vind dat een dergelijke zinsnede in het regle
ment thuishoort. Het gaat er niet om iemand dwars te zitten of
verlof te ontzeggen, maar als het werkelijk niet mogelijk is iemand
met verlof te laten gaan moeten wij kunnen weigeren. Het is geen
regel het dienstbelang te hanteren in dergelijke gevallen, maar in
noodgevallen moeten wij ons erop kunnen beroepen. De heer Nihot