101
18 JANUARI 1973
3. Bijlage nr„ 382
NOTA INZAKE AL DAN NIET WENSELIJKHEID VAN EEN TWEEDE
NATIONALE LUCHTHAVEN IN WEST-NOORD-BRABANT.
De heer GEENE: Het is een heel lang verhaal geworden. Ik zal
het zelf maar voorlezen, omdat ik bang ben dat u mijn handschrift
niet kunt lezen. De motie is ondertekend door alle fractievoorzitters
en luidt als volgt:
"De raad van de gemeente Breda,
kennisgenomen hebbende van
a. de nota van burgemeester en wethouders inzake de vestiging
van een tweede nationale luchthaven in West-Brabant;
b. het besluit van de provinciale staten van Noord-Brabant, ge
dateerd 1 mei 1971;
c. het feit dat gedeputeerde Brockx is aangewezen door de minis
ter om zitting te nemen in de adviesraad, ingesteld 17 novem
ber 1972, Staatsblad nr. 229;
overwegende,
dat conform is gesteld in de nota van burgemeester en wethouders
op blz. 12, lid 6 dat tijdige maatregelen getroffen moeten wor
den om de op ons af komende problematiek op de juiste manier
te kunnen beoordelen;
dat het besluit van de provinciale staten van Noord-Brabant hiertoe
een goed uitgangspunt biedt;
dat de tweede nationale luchthaven op de eerste plaats een nationale
aangelegenheid is, maar daarnaast afhankelijk van de keuze grote
Westbrabantse belangen op het spel staan;
dat het bestuurlijk kader in West-Brabant aanwezig wordt geacht
om op bestuurlijk niveau deze studies te richten en te begeleiden;
dat eveneens wordt erkend dat het provinciaal bestuur als hoogste
bestuurscollege in de provincie betrokken zal moeten en willen
blijven bij deze ontwikkeling;
dat tijdens het interregionaal oveleg door eerder genoemde gede
puteerde te kennen is gegeven dat hij behoefte heeft aan een
Westbrabants bestuurlijk kader, van waaruit hem de nodige wen
sen en verlangens van de streek worden overgebracht;
spreekt als haar mening uit:
dat bij de landelijke overheid wordt aangedrongen op beantwoor
ding van de principiële vraag over het al dan niet noodzakelijk
zijn van de vestiging van een tweede nationale luchthaven, of
dat het voorkeur verdient het luchtverkeer over regionale lucht
havens te spreiden;
dat de sociaal-economische aspecten van de vestiging, die van
groot belang kunnen zijn, zorgvuldig moeten worden onderzocht;
dat een aantal aspecten van zo'n vestiging, vooral ten aanzien
van het welzijn van de Westbrabantse bevolking, onvoldoende
zijn bestudeerd;
dat de noodzakelijk geachte studies zo spoedig mogelijk moeten
aanvangen, zodat bij de eindbeslissing de voor- en nadelen van
een eventuele vestiging in West-Brabant, gegrond op de mening
van de streek, tegen elkaar kunnen worden afgewogen;
dat de studies moeten worden verricht onder bestuurlijke leiding
en begeleiding van vertegenwoordigers uit het provinciaal bestuur
en het interregionaal contactorgaan;