1026 19 NOVEMBER 1973 onderhoud. Bij de volgende nota huisvesting, die de raad waarschijnlijk in januari ter bespreking krijgt voorgelegd, kan hij ook praten over de problemen aan de beide complexen die in het onderhavige voorstel zijn bedoeld. Het lijkt mij gepast de maatregelen die nog door de gemeen te zullen worden genomen af te wachten, vóór wij ons al te snel tot T. N. O. of een andere onpartijdige instantie wenden. Mevrouw VAN NES-BRANDS: U zult begrijpen dat ik nogal teleur gesteld ben door het antwoord van de wethouder. De vraag waarom de flats zo slecht zijn blijft natuurlijk open. Het is wellicht begrijpelijk dat u zich beroept op de mededeling van de dienst openbare werken dat wij geen verhaal op de aannemer hebben en dat u zegt dat de dienst verder beoordeelt of het onderhoud goed wordt uitgevoerd. Wij hebben echter een andere verantwoordelijkheid want de dienst van openbare werken heeft het toezicht op de bouw van die flats uitgeoefend. Ook bij dattoe- zicht mogen wij vraagtekens plaatsen, als de flats inderdaad slecht zijn. Ergens moeten er fouten zijn gemaakt. Ik laat in het midden waar die fouten gemaakt zijn, maar ik wil dat wel graag uitgezocht zien. Zowel de aannemer als de dienst van openbare werken komen in aanmerking voor een controle. Ik neem er geen genoegen mee dat de wethouder zegt dat de aannemer volgens de dienst niet aansprakelijk kan worden gesteld. Ik zou graag zien dat dat los van de dienst wordt onderzocht. Mijn ver zoek om een onpartijdig onderzoek blijft onverkort gehandhaafd. Mocht de wethouder nu geen toezeggingen willen doen, dan zal ik er zeker in de commissie nog op terugkomen. De wethouder voerde aan dat wij allereerst over het schilderwerk dienden te spreken. Wij hebben het voorstel pas de dag vóór de commis sievergadering ontvangen en ik heb toen geen tijd meer gehad met ver schillende mensen over dit voorstel te praten. Naderhand heb ik dat wel gedaan en daardoor had ik nu meer zicht op deze kwestie dan op korte termijn mogelijk was. Men heeft mij verzekerd dat het schilderwerk niet voldoende zal zijn. In het voorstel is niet uiteengezet hoe het schilder werk zal plaatsvinden. Men heeft mij verteld dat er gezandstraald moet worden en dat er behandelingen met bepaalde middelen nodig zullen zijn om verder roesten tegen te gaan. Het beton moet weer worden aan gesmeerd en zo voort. Het was een hele technische verhandeling en ik heb begrepen dat wij niet kunnen volstaan met een kwast verf. Ik begrijp uit het voorstel dat de muren geschilderd zullen worden. Dat blijkt niet voldoende te zijn en de wethouder zegt zelf ook dat dat maar voor een beperkte tijd een oplossing kan bieden. Daarna krijgen wij wéér met de ze onderhoudskosten te maken. Het lijkt mij een beetje geld weggooien, want in dit stadium hebben wij niet erg veel aan een kleurtje. Het gaat om essentiëlere zaken en daarbij komen ook andere klachten te pas, die weliswaar niet bij dit voorstel horen, maar die toch ook meespelen. Daar door ontstaan de vragen naar de bouw van de flat waarover het onderzoek opheldering zal moeten geven. Ik wil de wethouder dan ook nog eens erns tig verzoeken te overwegen of het mogelijk is een onderzoek in te stellen. De heer CRUL: De wethouder is niet ingegaan op de vraag naar het overleg dat over deze kwestie, als er geschilderd zal worden, met het wijkcomité dient plaats te vinden. Het gaat hier om een actief comité dat, naar wij menen, door de wijk algemeen is aanvaard. Het kan van groot belang zijn overleg te plegen vóór met de werkzaamheden wordt begonnen. Dat overleg zal wellicht uitlopen op de vraag of dit schilder werk voor de wijk de eerste prioriteit is. Het lijkt mij goed als ook het college ervan op de hoogte is wat er onder de bewoners leeft.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 1026