19 NOVEMBER 1973
1031
De heer GOOS: Bij dit agendapunt gaat het om een moeilijke kwes
tie. U verklaart het beroep van appellant tegen het weigeren van vergun
ning voor het bouwen van een woning met bedrijfsruimte ongegrond. Hier
mee zou voor u de zaak afgedaan zijn. Het is begrijpelijk dat dit voor
appellant anders ligt.
Ik wil twee zaken uit elkaar houden. De bouw van burgerwonin
gen in agrarisch gebied dient te worden tegengegaan als het bewust de
opzet is. Toch gebeurt het meer dan eens dat een dergelijke woning
plotseling in het agrarische gebied verschijnt. U zult het zeker niet als
prettig hebben ervaren dat in die gevallen wat lichtzinnig of ondoordacht
met bouwvergunningen is omgesprongen. In dit opzicht ben ik het vol
komen met u eens.
Ik zou echter willen weten of u belemmeringen kunt opleggen aan
aan agrariër die bewust zijn bedrijf, zij het in een gewijzigde vorm, wil
voortzetten. Voor het college is dit een zeer moeilijke aangelegenheid
geworden. De inhoud van de bedrijfsruimte is voldoende, de indeling
wordt aangepast, de welstandscommissie maakt geen bezwaren en toch
heeft de gemeente advies gevraagd aan de gewestelijke commissie van
het Landbouwschap in Tilburg. De commissie heeft een advies uitge
bracht dat u kunt terugvinden boven op pagina 2 van het stuk. Eén van
de laatste regels luidt: "Ten aanzien van het onderhavige bouwplan, gaf
de commissie als haar oordeel te kennen dat de te bouwen woning niet
geacht kan worden uitsluitend te zullen dienen ten behoeve van het agra
risch bedrijf".
De agrariërs hebben dikwijls contacten met deze commissie. Het
advies dat nu is uitgebracht vind ik onbegrijpelijk. In de vierde alinea
zegt de commissie wat onder het agrarische bedrijf wordt verstaan. Een
dergelijk bedrijf moet op basis van rendement en winststreven worden
toegelaten. Wie van ons zal hierover in de thans aan de orde zijnde
kwestie een uitspraak doen? Kan appellant, die aanvankelijk over 14
ha beschikte en er later, na splitsing van het bedrijf, nog zeven over
hield, niet verder een bedrijf voortzetten? De appellant is door amb
tenaren van de dienst van openbare werken steeds toegezegd dat hij geen
moeilijkheden zou ondervinden bij het aanvragen van een vergunning
voor zijn gewijzigd agrarisch bedrijf. Volgens de tekeningen van de wo
ning en bedrijfsruimten en de daarbij behorende tekst, is het duidelijk
dat voorzieningen voor het houden van vee zijn opgenomen. Als de raad
met uw voorstel zou instemmen, betekent het dat de appellant geremd
wordt bij de verdere voortzetting van zijn bedrijf. Een klein bedrijf kan
ook rendabel zijn. Gezien de bestaande twijfels zal ik niet met het voor
stel instemmen.
De heer JANSEN: Ik ben het geheel met de heer Goos eens. Enke
le woorden in het stuk irriteren mij buitengewoon. Er staat onder ande
re in dat de woning niet geacht kan worden uitsluitend voor het agrarisch
bedrijf te zullen dienen. Op pagina 3 staat nog iets ergers. Daar staat;
"Al zou de aanvrager enig vee gaan houden, dan nog kan niet worden
gesproken over het stichten van een reëel agrarisch bedrijf". Er wordt
vervolgens op gewezen dat de activiteit minimaal is omdat deze man
invalide is. Ik vind het beneden alle peil in een raadsvoorstel een der
gelijke opmerking te maken. Hier wordt iemand die wil werken het wer
ken onmogelijk gemaakt. Om andere redenen dan de heer Goos zal ik
ook tegen dit voorstel stemmen.
De heer VAN CAULIL: In de commissie van openbare werken heb
ik mijn stem voorbehouden, in de vergadering van mijn fractie heb ik