19 NOVEMBER 1973
1033
met uitvoeren, omdat het daarvoor niet voldoende deskundig is. Het
college heeft het door gedeputeerde staten genoemde primaire aspect
ter advisering in handen van de meest geëigende partij, het Landbouw
schap, gegeven. Het Landbouwschap heeft ons op 4 mei 1973 laten we
ten dat, zoals de heer Goos opmerkte, de bebouwing niet geacht kan
worden uitsluitend te zullen dienen ten behoeve van de uitoefening van
een agrarisch bedrijf. Wij toetsen dan de aanvrage niet, maar wij gaan
uit van een deskundig advies. Dit lijkt mij heel concreet en reëel. Als
de heer Van Caulil aanvoert dat deze kwestie vanuit wantrouwen inplaats
vanuit vertrouwen is benaderd, zet hij de zaak op zijn kop. Het colle
ge heeft deze kwestie vanuit goed vertrouwen benaderd. Uit de woor
den van de heer Goos klinkt een wantrouwen ten opzichte van het ad
vies van het Landbouwschap. Hij zegt namelijk dat het advies hem da
nig verbaast. Het college heeft daarmee niets van doen. Het college
zet geen vraagtekens bij adviezen die het van deskundigen ontvangt.
Hiermee is de cirkel rond en ik geloof dat wij het daarbij moeten laten.
Als de heren Van Caulil, Goos en Froger zeggen dat er niets meer
aan te doen is, is dat duidelijk niet waar. Als de heer Floren zich in
contact stelt met het Landbouwschap en vraagt op welke punten dit ne
gatief heeft geadviseerd en zijn bouwplan daaraan aanpast, kunnen er
duidelijk resultaten worden bereikt. Zo gauw het Landbouwschap in over
leg met de heer Floren ter zake van een gewijzigd bouwplan een guns
tig advies geeft en de heer Floren binnen de hoofdpunten van het bestem
mingsplan blijft, is het college niet alleen bereid, maar zelfs verplicht
een bouwvergunning af te geven. Dat zou heel goed kunnen gebeuren in
de volgorde "eerst bedrijfsruimten en dan woonruimte", maar in ieder
geval kan een oplossing worden gevonden. Het onderhavige bouwplan kan,
gezien het advies van het Landbouwschap, dat de deskundige adviesin
stantie van het college is, alleen maar tot het nu aanhangige voorstel
leiden.
De heer GOOS: Ik had dit antwoord van de wethouder wel zo onge
veer verwacht. De heer Floren kan natuurlijk contact opnemen met het
Landbouwschap, maar ik geloof niet dat zulks enige zin heeft. De heer
Floren heeft met de betreffende commissie van het Landbouwschap ge
sproken, ik heb ook contact gehad met die commissie en ik verwacht dat
het moeilijk zal zijn hier een oplossing te vinden. Ik ga er niet verder
op in. Ik houd verschillende twijfels en ik zal dan ook tegen het voor
stel stemmen.
De heer JANSEN: De wethouder heeft gezegd dat wij voorzichtig
moeten zijn met de landelijke gebieden. Ik ben dat met hem eens. Als
wij echter zien dat het gaat om iemand die al aan de Sintelweg woont,
zie ik geen reden voor wantrouwen. De motieven die tegen het verlenen
van de bouwvergunning worden aangevoerd, ademen een stuk wantrou
wen. Herhaaldelijk is al gezegd dat het hier niet om een uitsluitend agra
risch bedrijf gaat, maar u heeft zelf in uw voorstel al aangehaald dat de
ze man invalide is. Ik kan mij dan inderdaad voorstellen dat hij een wat
beperkter bedrijf aanhoudt. Ik houd grote twijfels en ik zie geen reden
om uw voorstel te steunen.
De heer FROGER: Ik ben het geheel met de wethouder eens als het
gaat om het landschappelijk aspect. U voorziet zich van de nodige advie
zen en nu is het prettig dat de welstandscommissie, die ook de landschap
pelijke zijde bekijkt, gunstig heeft, geadviseerd. De andere adviseur, het
Landbouwschap, zegt dat het huis ook nog voor andere doeleinden bruik-