1061
13 DECEMBER 1973
hem nauwelijks meer kwalijk nemen, aangezien hij bij bijna ieder voor
stel dat de wijkverwarming betreft op deze wijze te werk gaat. Overigens
wil ik hem erop wijzen dat de betrokken woningen, indien zij niet door
middel van wijkverwarming verwarmd zouden worden, toch verwarmd
zouden moeten worden waarvoor ofwel gas ofwel olie nodig is. Het zal
de heer Van Os dank zij de wiskundige kennis waarover hij beschikt in
de afgelopen jaren niet ongemerkt voorbijgegaan zijn dat één grote ke
tel effectiever en economischer werkt dan twintig kleinere, zodat het
verlies dat hij signaleert in de vorm van terreinleidingverliezen die al
leen maar de straat verwarmen voor een deel wordt goedgemaakt door
de grotere ketels die wij stoken. Terzijde zij opgemerkt dat er vier ke
tels in het geding zijn, namelijk twee per ketelhuis.
De heer VAN OS: De wethouder heeft in het geheel niet gereageerd
op de kern van mijn betoog, namelijk de vraag of het college naar aan
leiding van de energiesituatie eens zou willen bekijken of de leidingver-
liezen -- die inderdaad onafhankelijk zijn van het gebruik van olie dan
wel van aardgas -- in de nabije toekomst aanvaardbaar zijn. Ik heb ge
vraagd of er geen reden is voor nader onderzoek aangezien duidelijk is
dat tenminste 20% maar vermoedelijk bijna 30% van de geproduceerde
warmte zonder meer de lucht in wordt geblazen. Men kan wel zeggen
dat het niets uitmaakt of olie dan wel aardgas wordt gebruikt maar dat
is niet het criterium. De belangrijkste vraag is of wij het verlies in de
toekomst aanvaardbaar moeten blijven vinden en daarover zou ik graag
de mening van de wethouder vernemen.
De VOORZITTER: Thans spreken wij over de ombouw.
De heer VAN DUIJL: Op mij maakt het een enigszins vreemde in
druk dat de heer Van Os poogt het denkbeeld te lanceren dat een soepe
le afkoppelingsregeling moet worden getroffen. Hij zal immers realist
genoeg zijn om te beseffen dat op die manier verliezen op een andere
plaats gecreeerd zouden worden, hetgeen mij op dit ogenblik niet juist
lijkt.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Mijns inziens geeft de oliecrisis
-- of welke crisis zich dan ook zal voordoen -- geen aanleiding tot na
dere overweging. In mei 1972 is de nota wijkverwarming in de raad be
handeld; in deze nota komt een passage voor waarin wordt ingegaan op
de kosten die de gemeente zou moeten maken bij algehele afschaffing
van de wijkverwarming en de aanleg van alternatieve verwarming in al
le betrokken woningen die op kosten van de gemeenschap zou moeten
worden uitgevoerd. Het daartoe benodigde bedrag loopt in de miljoenen,
het juiste bedrag staat mij thans niet meer voor de geest maar ik meen
dat het in de orde van grootte van/. 10 miljoen ligt. Men zal begrij
pen dat er zeer veel leidingverliezen zouden moeten zijn om een der
gelijke uitgave te rechtvaardigen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten overeenkomstig
het voorstel van burgemeester en wethouders.
25. bijlage nr. 371.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET AAN
GAAN VAN EEN OVEREENKOMST MET DE N, V. P. N. E. M. TE
'S-HERTOGENBOSCH INZAKE DE VERHUUR VAN ELEKTRISCHE
BOILERS IN DE GEMEENTE BREDA.
(Vervangt voorstel nr. 276 dd, 29 augustus 1973; door burgemees
ter en wethouders teruggenomen).