1063 13 DECEMBER 1973 te worden opgeruimd en aan coördinatie en duidelijkheid bestaat grote behoefte. De gemeenten, en vooral de kleinere gemeenten, missen de deskundigheid om de hun toegekende taak te vervullen. Terecht tilt het college dan ook de milieuzorg boven het gemeentelijke uit en wijst het op het nut van het samenwerkingsorgaan regio Breda. Hier ligt typisch een taak die de gemeenten afzonderlijk niet doch gezamenlijk wel aan kunnen. De regio Breda dient dan ook niet vrijblijvend te adviseren maar een praktische bijdrage te leveren door ofwel de zorg van de gemeenten over te nemen ofwel de afzonderlijke gemeenten advies en bijstand te ver lenen bij het stellen van de voorwaarden en de controle op de naleving daarvan. Als gemeentelijke instrumenten noemen b. en w. de hinderwet, de wet op de ruimtelijke ordening en de algemene politieverordening. De hinderwet is, zoals men weet, een verouderde wet die is ontsproten aan het burenrecht. Naar de mening van het college is het een eenzij dige wet die gericht is op de bedrijven. Deze wet komt boven op het bu renrecht en beoogt zorgvuldigheid in het maatschappelijk verkeer. Tot zo ver klinkt het heel aardig maar de praktijk is anders, om dat de nodige deskundigheid -- vooral in onze gecompliceerde maatschap pij zo belangrijk -- volkomen ontbreekt. De hinderwet behandelt ieder geval op zichzelf en b. en w. wijzen er in hun nota terecht op dat geen rekening wordt gehouden met een cumulatie van factoren die juist over last kunnen veroorzaken. De wet op de ruimtelijke ordening is een lege wet, eenzijdig ge richt op het verdelen van de ruimte. Om de leemte in de hinderwet op te vullen gaat men deze wet misbruiken door het leggen van bestemmin gen teneinde het ontstaan of de concentratie van industrieën tegen te gaan. Dit is het paard achter de wagen spannen. Als wij er gezamenlijk in slagen de milieubelastende factoren te beperken, hoeven wij de fa brieken niet te isoleren. De werknemer kan dan ongestoord naast de fa briek wonen, waardoor het woon-werkverkeer zal worden teruggedrongen en een deel van de milieubelasting, veroorzaakt door de uitlaatgassen van motorvoertuigen, zal worden weggenomen. Het verlenen van opsporingsbevoegdheid aan ambtenaren ter nale ving van de algemene politieverordening klinkt hoopvol, maar in de prak tijk is het het in de hand werken van willekeur en een aanslag op de rechts zekerheid van de burger of het bedrijf, tenzij een en ander plaatsvindt onder zeer deskundige leiding. In ieder geval is het wel gewenst een groot aantal ambtenaren in te schakelen die het publiek voorlichten en voor lichting geven op de scholen. Wanneer zij dan sporadisch gebruik zou den maken van hun opsporingsbevoegdheid, zou dit in verband met de preventieve werking aanvaardbaar zijn. Een volgend punt dat ik onder de aandacht wil brengen is het kwa liteitsbeheer van het oppervlaktewater. De zorg daarvoor is toevertrouwd aan het zuiveringsschap West-Brabant. Op zichzelf kan het principe "de vervuiler betaalt" een juist uitgangspunt zijn, maar de praktische uitvoe ring confronteert ons met de reële feiten, namelijk de moeilijkheden waarin onze industrie kan komen te verkeren. Zolang geen duidelijke internationale afspraken zijn gemaakt, is het de vraag of het uitgangspunt "de vervuiler betaalt" wel kan worden gehandhaafd. Onze industrie maakt zich ernstige zorgen over de hoogte van de heffingen wegens het in ge vaar komen van de concurrentiepositie. In het verleden zijn beslissingen genomen over de afvoer van het afvalwater; nu, in 1973, twijfelt men aan de juistheid van die beslissingen. De hogere overheid is medeverant woordelijk voor deze beslissingen, zodat ook zij de rekening gepresen teerd dient te krijgen. Het gaat niet aan West-Brabant hier alleen voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 1063