13 DECEMBER 1973
1066
it kingen daarover acht ik een manco. In de beleidsnota bij de begroting
a- 1972 wordt gesproken over een ambtelijke coördinatiecommissie. Func-
:ens„ tioneert deze commissie nog en heeft zij mede inspraak gehad bij de
e samenstelling van de milieunota?
sl- Thans kom ik toe aan het derde gedeelte van de nota -- mijns in-
n- ziens het belangrijkste -- dat betrekking heeft op de concrete beleids-
!- voornemens. Na de waarderende woorden die ik heb gesproken over de
basisfilosofie en het informatieve gedeelte moet ik bij dit onderdeel eni-
n ge kritiek laten horen. Jarenlang hebben wij op deze nota gewacht en nu
n zien wij in concreto dat er nog geen consequenties worden getrokken en
dat er geen prioriteiten en urgenties worden aangegeven. Wij hebben,
ings- kortom, op het ogenblik te maken met een nota die een nogal vrijblijven-
vor- de indruk maakt. Ter illustratie van deze stelling wijs ik erop dat het col
lege de punten 'a t/m f op de blzz. 18 t/m 22 kenschetst als "gedachten"
-- geen voorstellen -- "van het college die, zo de raad dat wil, nader
uitgewerkt zouden kunnen worden". Slapper kan het bijna niet; naar mijn
ijk mening spreekt hieruit een vrij matte, lakse geest. Waarom zijn er, nu
serd er twee jaar aan de nota is gewerkt, nog geen concrete plannen uitge
ver- werkt? Daarbij teken ik aan dat dergelijke plannen werkelijk niet alle
de extra geld hoeven te kosten; vele plannen zijn onzes inziens uitvoerbaar
i De met bestaande budgetten, terwijl andere plannen elders besparingen kun-
om- nen opleveren; daarvan zal ik straks een voorbeeld noemen,
di- Naar onze mening moeten er inzake het milieubeleid door de ge-
t, meente duidelijk prioriteiten worden gesteld, waarvan ik er drie wil noe-
men. In de eerste plaats denk ik aan uitwerking van de gedachten inzake
voorlichting, informatie en milieu-educatie die in de nota worden ont-
vouwd en waarmee ik het eens ben. Overigens is een actief milieubeleid
1 niet alleen een kwestie van voorlichting en van het naleven van wetten
i- en verordeningen maar behoort er ook een sanering toe, waarvoor initia
tor- tieven van de gemeente nodig zijn. Wij vinden dat terzake van de sane
ring op dit ogenblik twee absolute prioriteiten moeten worden gekozen;
ten eerste de bestrijding van de geluidshinder, vooral in de woonwijken,
en ten tweede de bestrijding van de illegale vuilstortplaatsen en de straat
vervuiling. Deze prioriteiten willen wij stellen, omdat wij de genoemde
ng maatregelen urgent vinden, terwijl wij bovendien van mening z.ijn dat
n zij behoren tot de specifieke taken van de gemeentelijke overheid. Over
;ta- deze beide aspecten, de straatverontreiniging en de geluidshinder, wil ik
t- enkele opmerkingen maken.
ïuwd: Ten aanzien van de geluidshinder verwijs ik naar de brochure van
mor- het ministerie van volksgezondheid en milieuhygiëne die in augustus 1973
er- aan de gemeentebesturen is toegezonden, met het uitdrukkelijk verzoek
jks er aandacht aan te besteden. In de nota heb ik opmerkingen over deze
ip brochure gemist, hoewel ik dat het college niet euvel wil duiden. Ik wijs
er evenwel met klem op dat in deze brochure adviezen aan de gemeente
Is- worden gegeven die uitvoerbaar zijn. De gemeente zou er bijvoorbeeld
de toe over moeten gaan bij de opstelling van bestemmingsplannen bepaal-
t de gebieden van elkaar te scheiden. Men zou moeten nagaan welke ge
bieden "geluidsgevoelig" en welke "geluidsongevoelig" zijn, alsmede
waar uit een oogpunt van goede akoestiek de verkeerswegen moeten lig
gen, zodat de hinder in een woonwijk zo gering mogelijk is. Wordt met
raag dergelijke overwegingen rekening gehouden bij de opstelling van bestem-
it mingsplannen?
voor Een tweede maatregel zou kunnen bestaan uit het stringenter toe-
ordt passen van de hinderwet in verband met de geluidshinder. Een derde mo
re- gelijkheid is het opnemen van bepalingen ter bestrijding van de geluids
ier- hinder in de algemene politieverordening. Een vierde punt, dat in het
verleden reeds door mijn fractievoorzitter aan de orde is gesteld, is het