1069
13 DECEMBER 1973
ren aangegeven voor de richting waarin men moet zoeken als men over
een dermate complex onderwerp spreekt.
Ik wil proberen enkele voorbeelden te noemen. Het is zeer goed
dat actiegroepen zich verzetten tegen autowegen voor het behoud van
een stuk bos maar als het vervoersprobleem niet wordt opgelost kan men
aan het actievoeren blijven: het ene plan is dan nog niet getorpedeerd of
het andere dient zich aan, terwijl natuurgebieden steeds unieker wor
den en steeds meer onder het asfalt verdwijnen. Daarom moet naar on
ze mening een nota over milieubeheer dieper graven dan alleen het opra
pen van snoeppapiertjes en het bestrijden van plastic bekers, kortom het
schoonhouden van het directe leefmilieu. Het is niet alleen en zelfs niet
primair een kwestie van mentaliteitsverandering. Door de mensen dit
alleen voor te houden is men zeer versluierend bezig en laat men het
achterwege op fundamentele oorzaken te wijzen. Er is namelijk sprake
van een industrie en een techniek die de belangen van de bevolking
links laten liggen. Zolang wij nog leven in een maatschappij waarin
een kleine bovenlaag gezondheid, schone lucht en helder water bij wij
ze van spreken met geld kan kopen, is er naar ons inzicht fundamenteel
iets foutl Daar moeten wij de burgers over informeren.
Bij het streven naar mentaliteitsverandering gaat men uit van de
gedachte dat iedereen schuldig is; wij hebben allen de welvaart gewild
en iedereen vervuilt mee door de produkten te kopen die bij vervaardi
ging en gebruik het milieu belasten. Natuurlijk, wij draaien allen mee
in de maatschappij en doen mee aan produktie en consumptie, maar de
vraag is.* welke krachten bepalen de vervuilende aard van het produktie-
apparaat? Niet de consument doet dat, want hij heeft slechts de keus uit
de vervuilende produkten die hem door de industrie worden aangeboden.
Niet de consument bepaalt hoe de maatschappij reilt en zeilt maar de
industrie. Het probleem van de industrie is winst maken en de samenle
ving moet dan de vervuiling maar oplossen.
Wij menen dat deze fundamentele opmerkingen ontbreken in de
uitgangspunten en daarom ook in de oplossing die zal worden gezocht
als men uitgaat van de zienswijze van het college en zich daarbij pri
mair richt op een mentaliteitsverandering. Wij wijzen dan ook de uit
gangspunten die in de nota voorkomen af.
Tot slot wil ik een concrete opmerking maken over iets wat op het
ogenblik in de gemeente Breda aan de orde is en wat vragen bij ons op
roept, zelfs als wij doorgaan op de gedachte van het college dat het eers
te doel een mentaliteitsverandering en het milieubewustmaken van de
burger is. Op blz. 19 van de nota staat dat de burgerij bij het milieu
beheer betrokken moet worden en er bewust van gemaakt moet worden.
De opbouwraad Breda-Noord heeft het college een brief geschreven,
waarvan wij een afschrift hebben gekregen. In deze brief wordt erop ge
wezen dat een nieuw systeem van huisvuilinzameling zal worden inge
voerd en dat de bewoners vijf dagen tevoren door middel van een van
gemeentewege verspreid stencil van deze verandering op de hoogte zijn
gebracht. Aangezien het college de gedachtengang heeft dat bij derge
lijke dingen de burgerij moet worden ingeschakeld, vragen wij ons af
hoe het mogelijk is dat b. en w. tot deze verandering hebben beslo
ten zonder daarbij de burgerij te betrekken en de vraag te stellen of men
aan de nieuwe regeling wilde medewerken en welke oplossingen men
zelf zag. Het maakt op ons een vreemde indruk dat het college daar
aan niets heeft gedaan, terwijl het zelf zo sterk de nadruk legt op de men
taliteitsverandering en terwijl de burgerij wellicht tot dezelfde conclu
sie zou zijn gekomen als het college. Wij verzoeken b. en w. dringend
de onderhavige brief van de opbouwraad Breda-Noord, voorzien van een