1071 13 DECEMBER 1973 In deze raad heb ik al vaker gesteld dat niet kan worden toegegeven aan de druk van het verkeer en dat wij ons op dat gebied noodgedwon gen beperkingen zullen moeten opleggen. Helaas is de raad mij daar in tot nu toe vrijwel nauwelijks gevolgd. Een instrument van de gemeente is het verstrekken van hinderwet vergunningen en het toezicht op de naleving daarvan. Ik vraag mij af of het apparaat dat daarvoor in de gemeente beschikbaar is wel deskun dig is om de ingewikkelde, vooral chemische processen van nu te kun nen controleren op hun uitwerking. Het lijkt mij nodig dat daarvoor spe cialisten aanwezig zijn of eventueel aangetrokken zouden kunnen worden en dat er een apparaat is dat voldoende bemand is om de controle op de naleving effectief te kunnen uitvoeren. Wellicht zou het verstandig zijn een apparaat ter beschikking te hebben dat meer gemeenten bestrijkt. Graag zou ik nader vernemen of wij naar de mening van het college vol doende gewapend zijn om de hinderwet te hanteren en of er mogelijk heden zijn tot uitbreiding buiten de grenzen van Breda. Samenvattend kan ik opmerken dat ik het met de uitgangspunten van de nota oneens ben. Naar mijn mening kunnen wij de nota gebrui ken bij de oriëntatie op het gebied van de toepassing van wetten en maatregelen, maar met betrekking tot de wezenlijke instandhouding van onze leefomgeving moeten wij mijns inziens eerder onze politieke overtuigingen hanteren dan de nota van het college. Daarmee bedoel ik dat het leefklimaat in ons land en het kleinere leefklimaat in on ze stad afhangen van onze houding ten opzichte van een veel fundamen telere problematiek. Daarbij kan men zich uitspreken over het bewuste gebruik van meer of minder energie, het zich bewust zijn van groei, het kiezen tussen meer groei, minder groei of in het geheel geen groei, bewuste consumptie, mindere consumptie of andere consumptie. Als wij aan onze eigen overmaat kapot gaan, helpen de milieuwachters ons ook niets meer. Wethouder VAN DUN: Voordat ik inga op de opmerkingen van le den van de raad, wil ik graag enkele algemene dingen zeggen over de pretentie van de nota en over enkele onderwerpen die zijn aangesneden. Kritiek is des te gemakkelijker naarmate men analvseert wat niet is gezegd. Dit verschijnsel komen wij vaak tegen bij politieke partij programma's en het komt naar mijn mening ook aan de orde bij de be handeling van de milieunota. Als wordt gezegd dat een stuk tegenvalt omdat bepaalde dingen er niet in worden behandeld, lijkt het mij dat het b. en w. past de pretentie van de nota aan de raad duidelijk te maken. De pretentie van deze nota is niet meer en niet minder dan desgevraagd -- inderdaad op een verzoek dat een tweetal jaren geleden vanuit de raad is gedaan -- informatie aan de raad te verschaffen over de gereed schappen die dit gemeentebestuur -- zoals is gezegd: "in dit simpele Westbrabantse" -- tot zijn beschikking heeft om iets te doen aan het milieu. Het raadslid dat heeft gezegd dat de pretentie groter is zou ik willen verwijzen naar de laatste alinea van het stuk waarin staat dat wij geen andere bedoeling hebben dan de raad die informatie te geven. Wij hebben niet de pretentie van een duidelijk beleidsuitgangs punt, een harde aanpak of een duidelijke strategie terzake van het mi lieu. Ik hoop dat men het met mij eens is dat het in dat geval oneer lijk is het college te verwijten dat het met de nota meer pretenties heeft dan in het stuk zelf is gezegd dan wel b. en w, te betichten van din gen die niet in de nota staan. De nota heeft een simpel karakter; zij geeft informatie over de gereedschappen waarover wij in verband met het milieu beschikken en waarvan in het stuk een overzicht wordt ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 1071