1075 13 DECEMBER 1973 bestemmingsplannen heb ik bij mijn beantwoording van de opmerkin gen van de heer Geene reeds gereageerd. De heer Dees heeft opgemerkt dat hij het college ludiek vindt aangezien het in deze nota Gerard van het Reve citeert. Ik zal het college voorstellen in toekomstige nota's bij het citeren ook de heren Hilterman en Hoogendijk te betrekken.' Voorts ben ik het volkomen met de heer Dees eens dat de weg Breda - Baarle-Nassau een voorbeeld is van een aangelegenheid aan de hand waarvan wij concreet kunnen spreken over de beheersing van het milieu. Mijns inziens heeft de heer Dees terecht opgemerkt dat de nota informatief is. Aan het begin van mijn betoog heb ik reeds gezegd dat de nota niet meer pretentie heeft dan informatief te zijn» In dit ver band vraagt de heer Dees of de ambtenaren inspraak hebben gehad. Wij hebben geprobeerd het stuk interdisciplinair samen te stellen en hebben in eerste instantie een uitnodiging gezonden naar de functies in het ge meentelijk apparaat die de pretentie hadden met milieu bezig te zijn. Tot mijn stomme verbazing bleken toen bijna alle ambtenaren van de gemeente Breda -- overigens terecht -- rond de tafel te zitten. Ver volgens hebben wij getracht een redactiecommissie te benoemen en de redactie van de nota is driemaal om advies naar elke functie binnen het gemeentelijk apparaat gestuurd. Ik heb dan ook de illusie dat elke ambtenaar in Breda die zich bezighoudt met milieuzorg zich kan terug vinden in de nota. In het derde deel van zijn betoog heeft de heer Dees gezegd dat wij in onze beleidsvoornemens geen prioriteiten hebben gesteld. Zoals ik reeds heb gezegd ben ik van mening dat wij niet de indruk moeten hebben dat wij vandaag aan de milieuzorg beginnen, want er zijn al allerlei maatregelen genomen. Wij etaleren slechts wat de verdere mo gelijkheden zijn en het is de bedoeling van het college, nadat uit de nota is geconcludeerd wat er te doen is en nadat hierover vanavond in de raad gediscussieerd zal zijn, de consequenties uit de discussie te trek ken en concrete maatregelen onder mededeling van de financiële ge volgen aan de raad voor te leggen. Dit zal een onderdeel van onze bud gettaire opzet in latere jaren moeten zijn. De heer Dees wil prioriteit toekennen aan de voorlichting en de milieu-educatie en ik meen dat hij daarin gelijk heeft. Ik mag dan ook niet verhelen dat wij voornemens zijn in het begin van 1974 op grond van de nota tezamen met het voorlichtingscentrum en de milieu-actie groepen in Breda onze stad ter zake van het milieu "te lijf te gaan" ten einde ook langs deze weg te proberen de Bredanaar op instigatie van de gemeentelijke overheid tezamen met de actiegroepen milieubewust te maken. Een vraag van de heer Dees was of het mogelijk is in de bestem mingsplannen een onderscheid te maken tussen "geluidsgevoelige" en "niet-geluidsgevoelige" bestemmingen. In principe wordt reeds gepro beerd dit onderscheid te maken, maar de moeilijkheid is dat het milieu moet kunnen concurreren en harmoniëren met andere essentiële maat schappelijke uitgangspunten in de samenleving van vandaag. Te allen tijde zal worden getracht tegemoet te komen aan de wens die de heer Dees terecht heeft uitgesproken, maar -- en dat is naar ik meen onder werp van kritiek in de raad -- enkele malen zitten wij op het scheids- vlak van die prioriteiten, zodat wij allerlei dingen niet met elkaar zul len kunnen rijmen, op grond van een gegroeide situatie, op basis van bepaalde behoeften of door de aanwezigheid van aan elkaar tegenge stelde belangen. Mijns inziens moeten wij de door de heer Dees genoem de overweging niet isoleren van andere problemen en moeten wij bij de opstelling van bestemmingsplannen niet als enige maatstaf het door hem

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 1075