13 DECEMBER 1973
1078
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik moet concluderen dat er juist
wel deskundigen in de commissie zitten, als ik de nota volg. Daarin
staat namelijk dat het praten en schrijven over het milieu des te gemak
kelijker is naarmate men minder deskundig is.
Wethouder VAN DUN: In dit verband stel ik dan vast dat het een ge
lukkige omstandigheid is dat mevrouw Van Nes hier vanavond het woord
heeft gevoerd.
Mevrouw Van Nes heeft eveneens enige moeite met de nota. Ik
meen dat zij zich steeds in een conflictsituatie bevindt wanneer in de
raad verkeersaspecten worden besproken in verband met het milieu.
Zij constateert dat de raad haar opvatting niet steeds heeft kunnen vol
gen. Inderdaad is het een belangrijke vraag hoe wij deze materie met
elkaar moeten bespreken en hoe wij prioriteit kunnen geven aan deze
aspecten. Naar mijn mening zijn verkeers- en vervoersproblemen voor
onszelf en voor bepaalde belangengroepen in de stad van groot belang
en ik kan mij voorstellen dat bepaalde milieu-aspecten overheersen.
De toekomstige waarde van de nota lijkt mij dat raad en college, ge
ïnformeerd door dit stuk, dank zij de beschikbare middelen tot over
leg wellicht in de toekomst nog meer dan in het verleden bij de be
oordeling van bepaalde aspecten van algemene aard de factor milieu
--ik geloof dat mevrouw Van Nes het zo bedoelt -- duidelijk in hun
besluitvorming kunnen betrekken.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Mevrouw Paulussen heeft de brief
van de opbouwraad Breda-Noord ten tonele gevoerd. Ik meen mij te her
inneren dat deze brief gericht is aan de leden van de raad en niet aan
de gemeenteraad als geheel, zodat mevrouw Paulussen niet mag ver
wachten dat het college over deze brief preadvies zal uitbrengen.
Mevrouw PAULUSSEN: Er is een brief van 29 november aan het
collége.'
De VOORZITTER: Ik verzoek de heer Van Graafeiland zijn be
toog te vervolgen.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Overigens zou ik hierover de vol
gende opmerking willen maken. Inspraak is uiteraard een zeer nuttig
verschijnsel op de weg naar besluitvorming maar als eenmaal een be
sluit is genomen door de daartoe gekozen vertegenwoordigers, is er ver
der geen ruimte meer voor inspraak. Ik geloof dat wij dat duidelijk met
elkaar moeten afspreken. Sinds 1968 wordt reeds een beleid gevoerd van
"containerisatie" en op een gegeven ogenblik is exact aangegeven waar
containers komen, zodat dit eenieder bekend is. Ik vind het dan ook
hoogst merkwaardig dat op het allerlaatste ogenblik een opbouwraad in
Breda-Noord meent dat nog eens een aparte groep inspraak moet heb
ben over het al dan niet plaatsen van containers. Overigens is de des
betreffende brief betrokken bij de bespreking naar aanleiding van vra
gen die de heer Mensen heeft gesteld aan de voorzitter van de commis
sie bedrijven tijdens de behandeling van dit onderwerp in die commis
sie op 4 december. Ik kan mededelen dat de commissie instemt met de
wijze waarop de voorzitter een en ander heeft afgedaan. Een hearing
mijnerzijds terzake zal in het geheel niet worden bevorderd.
De heer DEES: De opmerking van wethouder Van Dun "komt tijd,
komt raad" heb ik opgevat als uitnodiging om in tweede instantie nog