13 DECEMBER 1973 1080 De wethouder heeft bevredigend geantwoord op de vraag in hoe verre de verschillende disciplines zijn betrokken bij de samenstelling van de milieunota maar ik heb ook nog de vraag gesteld of de werk groep die het milieubeleid permanent coördineert nog bestaat. Hierover werd bij vroegere begrotingsbehandelingen gesproken. Een onderwerp waaraan de wethouder enigszins is voorbijgegaan is de straatverontreiniging, waarbij ik niet alleen denk aan de illegale vuilstortplaatsen maar ook aan de verontreiniging in bijvoorbeeld het voetgangersdomein. In dezen heb ik "harde" cijfers uit 1972 genoemd, waaruit blijkt dat de gemeente 125. 000, heeft besteed aan het op ruimen van illegaal gestort vuil. Ik mag aannemen dat dit bedrag juist is en als men een dergelijk cijfer ziet, komt men tot de conclusie dat het daardoor des te urgenter wordt dat er milieupolitie wordt ingesteld die bij geconstateerd illegaal verontreinigen "snelboetes" heft waardoor deze uitgavenpost van de gemeente kan worden gereduceerd. In feite kan er dus een budgettair neutrale maatregel door de gemeente worden genomen. Wanneer kunnen wij nadere concrete voorstellen van het college verwachten? In de nota staat dat de raad, indien hij het eens is met de beleidsvoornemens, concrete plannen zal ontvangen. De wethouder heeft enkele plannen genoemd -- hij heeft gesproken over de milieuvoorlich ting maar ik wil nog eens beklemtonen dat ik graag de voortgang van de bestrijding van de straatverontreiniging en de geluidshinder binnen kort in het volgende jaar in de raad behandeld zou zien. De heer SPANJER: Ik onderken een duidelijke rangorde in de ver schijnselen die een aanslag op ons milieu plegen, waarvan ik de belang rijkste de lucht-, water- en bodemverontreiniging vind. Met betrekking tot deze vormen van verontreiniging is landelijke wetgeving aan het groeien, zodat de gemeente er weinig bij betrokken is. Het enige instru ment dat de gemeente in feite heeft is de hinderwet en ik vind het dan ook jammer dat de wethouder niet is ingegaan op mijn opmerking -- een constatering aan de hand van de nota -- dat de hinderwet ons bij schade ontstaan door gecumuleerde oorzaken volkomen in de steek laat. Aan gezien ik dat zelf volstrekt niet kan beoordelen, heb ik de wethouder gevraagd in hoeverre er in Breda milieubelastende industrieën zijn en in hoeverre de aanwezige industrieën in combinatie milieubelastend zijn. Ik kan mij voorstellen dat de wethouder op deze vraag niet direct een exact antwoord kan geven en ik geef toe dat ik met deze vraag wel e- nigszins buiten de context van de nota ga, maar de wethouder zou in ieder geval kunnen toezeggen dat wij hierover nader zullen vernemen. De heer GEENE: Als wij spreken over de clandestiene vuilstortplaat sen -- een bekend kwaad in Breda -- vraag ik mij af of er al eens proe ven zijn genomen met het neerzetten van grote containers op de daarvoor in aanmerking komende plaatsen. De problemen worden mijns inziens veroorzaakt doordat men kleine hoeveelheden vuil niet zelf naar de vuil stortplaats wil brengen en doordat nog steeds een aantal inwoners van Bre da niet op de hoogte is van de mogelijkheid de reinigingsdienst op te bellen met het verzoek met een speciale wagen het grofvuil te komen ophalen. Aan de voorlichting in dezen mankeert nog wel het een en ander. De heer Dees heeft gezegd dat wij de wet op de ruimtelijke orde ning moeten uitbuiten met betrekking tot milieu-eisen, een opvatting waarmee ik het niet eens ben. Ik vind dit een eenzijdige benadering die niet rechtvaardig is, terwijl ons andere machtsinstrumenten ten dienste staan. In mijn betoog in eerste termijn heb ik reeds gezegd dat iedereen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 1080