13 DECEMBER 1973 1084 besluitvormingsproces van de raad en het college op termijn te stellen en op basis van de informatie een aanzet te geven tot het formuleren van beleidsuitgangspunten, In de tweede plaats heeft de heer Dees namens zijn fractie ad hesie betuigd met de gedachte van milieubewakers-. Ik heb begrepen dat hij er eveneens mee akkoord gaat dat in de eerste plaats de preven tie moet gelden, hetgeen ook in hoge mate de bedoeling van het col lege is. Daarnaast is het de bedoeling na een proefperiode de toerus ting van de milieubewakers met een beperkte opsporingsbevoegdheid tot gelding te brengen, zodat men in staat is repressief op te treden. Ik geloof dat de bedoeling van het college door de heer Dees goed is begrepen, Naar ik meen is er sprake van een kleine frictie tussen de heren Dees en Geene aangaande de bestemmingsplannen. De gewenste visie lijkt mij dat wij bij de toepassing van bestemmingsplannen in de ge meente Breda milieubewuster moeten worden en de geluidshinderbe- strijding moeten incalculeren. Vooruitlopend op de beantwoording van een vraag van de heer Geene wijs ik erop dat wij in tegenstelling tot vroeger -- toen bestemmingsplannen het "primaat" waren van technisch geschoolde personen -- juist proberen door een multifunctionele samen stelling van het team dat verantwoordelijk is voor de opstelling van het bestemmingsplan de bedoelde aspecten in te bouwen. Dit zal men ook in de toekomst in een nota van het college merken; ik kom hierop bij de beantwoording van een vraag van de heer America straks nog even terug. De werkgroep die de onderhavige nota heeft voorbereid bestaat niet meer. De heer Dees heeft gevraagd waar in de gemeente met be trekking tot het milieu het ambtelijke coördinatiepunt moet worden gelegd. Deze vraag hebben wij nog niet beantwoord. Vooralsnog berust het milieu bij deze wethouder en ik kan mij voorstellen dat bij de uit werking van de punten die in de nota en in de discussie aan de orde zijn een verandering in de aanpak, het coördinatiepunt en de ambtelijke ver antwoordelijkheden, alsmede een duidelijker omschrijving van verant woordelijkheden voorwerp van studie voor het college kunnen zijn. Over de illegale vuilstortplaatsen heb ik alleen gezegd dat wij moe ten zorgen dat wij door onze zorg geen legalisatie veroorzaken. Wellicht kan mijn collega Van Graafeiland op deze materie nog even ingaan. Gevraagd is wanneer de raad nadere voorstellen krijgt. In de nota staat dat het college, wanneer de raad akkoord gaat met de intentie van de nota, de daarin vermelde punten -- met de financiële consequen ties -- nader zal uitwerken. Wanneer wordt gevraagd wat er met de nota en de gehouden discussie gebeurt, moet mijns inziens een tweeledig antwoord worden gegeven. De nota zal een impliciete betekenis hebben doordat de raad en het college haar in de toekomst terdege zullen moe ten betrekken bij besluitvormingsprocessen ter zake van ad hoc-evene- menten. Aan de andere kant zullen scherper geëtaleerde zaken expli ciet terugkomen in toekomstige voorstellen die de raad uiteraard in de loop van 1974 zullen bereiken. De heer Spanjer heeft gezegd dat er een hinderwet met onvolko menheden en volkomenheden is. Wij proberen die wet zo integraal mo gelijk toe te passen. Op de vraag of er milieubelastende industrieën in Breda zijn meen ik bevestigend te moeten antwoorden. Ik prijs mij ge lukkig dat in het kader van de milieubeheersing door middel van de hin derwet wordt getracht een maximale beveiliging tegen milieuvervuiling door industrieën te bereiken. Het behoort tot het beleid van dit college er bij de toekomstige ontwikkeling van nieuwe industrieën naar te stre-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 1084