1097
13 DECEMBER 1973
men ga ik er nog steeds van uit dat de dienst openbare werken wel de
gelijk vertrouwen verdient, ook in dit geval. Er kunnen natuurlijk fou
ten gemaakt zijn maar ik geloof dat overal waar mensen werken wel
eens fouten worden gemaakt. Dergelijke fouten kunnen soms zeer diep
ingrijpen; het is echter de vraag of daaraan een betoogtrant verbonden
moet worden waaruit naar mijn indruk wantrouwen spreekt, tenzij er
zeer duidelijke feiten aan het licht zouden zijn gekomen zoals geval
len van falen en onwil daar iets aan te doen. Met de wethouder ben ik
het volkomen eens dat de manier waarop het college en de dienst open
bare werken thans trachten goede voorzieningen te treffen alle waarde
ring verdient.
Vaak genoeg heb ik kritiek geuit en heb ik geconstateerd dat al
lerlei functies door elkaar lopen. Het gaat mij evenwel te ver op grond
van het geval dat vanavond aan de orde is dergelijke uitlatingen te doen.
Er is gezegd dat deze uitlatingen een "visie" vormen, maar ik zie er
volstrekt geen maatschappijvisie in maar voor een groot gedeelte een
uiting van wantrouwen. Ik meen dat wel eens mag worden gezegd dat
dat hier zeer vaak aan de orde is geweest. Ik kan mij niet voorstellen
dat het iets met een maatschappelijke visie te maken heeft als men
steeds maar weer -- naar ik hoop is het duidelijk dat ik niet één raads
lid aanval maar hiervoor enkele personen aansprakelijk stel -- uitlatin
gen doet waaruit mijns inziens wantrouwen blijkt. Juist nu er door ons
allen met vallen en opstaan gezocht wordt naar vormen van inspraak,
zou er een minimum aan vertrouwen moeten zijn. Pas wanneer duide
lijk blijkt dat dit vertrouwen geschonden is, ben ik altijd bereid daar
over mee te praten, maar niet als er vrij onbewezen stellingen in het
geding zijn.
Bovendien blijken allerlei instanties ondeskundig, zodat zij niet
bij het onderzoek betrokken kunnen worden. Ik kan een en ander op dit
punt niet meer volgen.
Zoals de heer Crul weet ben ook ik aanwezig geweest bij de be
wuste bespreking in de commissie algemene zaken. Naar ik meen is
daarbij duidelijk vastgesteld dat iedereen --al was het maar één lid --
op een gegeven ogenblik iets aan de orde kan stellen, waarvan ik al
tijd een voorstander ben geweest. Dat het advies van dat ene lid dan
ook in het college behandeld zou moeten worden, gaat mij te ver. Een
dergelijke procedure volgt volstrekt niet uit de werkwijze van de com
missies. Men kan een onderwerp aansnijden en het is prettig als het col
lege daar vervolgens aandacht aan wil besteden maar ik meen dat het
standpunt van één lid niet beschouwd moet worden als een advies dat
besproken kan worden.
De heer AMERICA: Ik was blij dat de heer Von Schmid aan het
einde van zijn betoog zei dat hij het niet meer kon volgen, want ik
begreep óók niet meer waar hij over sprak.
Voor mij bestaat hetgeen de directeur openbare werken in het
dagblad De Stem van 30 november heeft laten opnemen uit harde fei
ten. Hierin staat namelijk dat per woning respectievelijk 1.121, --
en 849, -- is uitgegeven aan onderhoud in de eerste jaren, terwijl
normaal in de eerste vijf S zes jaar juist bespaard wordt op onderhouds
kosten. Een dergelijke gang van zaken mag toch wel vele vraagtekens
oproepen» Men mag zich toch afvragen wat er aan de hand is als er in
de eerste jaren waarin in normale gevallen op onderhoudskosten wordt
bespaard reeds kosten gemaakt moeten worden die zó hoog zijn, dat
alle fondsen al gebruikt zijn. In zo'n geval mag men toch de gerecht
vaardigde vraag stellen wat de oorzaken van een en ander zijn en wat