124
15 FEBRUARI 1973
nadruk op hetgeen in de brief wordt gevraagd.
Ik wil hierbij wel een kanttekening plaatsen. Herhaaldelijk is
ons ter ore gekomen dat het college duidelijk het standpunt in
neemt, dat er gesloopt zou moeten worden. Ik ben wel zo vrij
om daar een aantal vraagtekens achter te plaatsen. Ik vind dat er
eerst over gesproken moet worden en dat er eerst grondig onder
zoek moet plaatsvinden. Ook deze mening wordt in de brief ver
tolkt. Men kan feitelijk vaststellen dat het college wel bereid is
om aan het gesprek deel te nemen, maar dat het er voorshands
van uitgaat, dat sloop het allerbeste is. Ik plaats hier een vraag
teken achter, niet omdat ik het zou veroordelen dat het college
vanuit een bepaald startpunt vertrekt wanneer het aan het gesprek
gaat deelnemen, maar omdat ik meen dat het college daarbij tot
uitdrukking zou moeten brengen dat zijn standpunt, de voorkeur
te geven aan slopen, niet onwrikbaar is en ter discussie staat.
Dan zouden wij inderdaad bij een heleboel mensen een verkeerde
voorstelling van zaken doen ontstaan; als wij gaan praten, terwijl
het al bij voorbaat vaststaat dat wij menen dat er toch gesloopt
moet worden, heeft een dergelijk gesprek geen enkele zin. Wij
zouden daar dan eerlijk voor moeten uitkomen en wij zouden ook
niet aan dat gesprek moeten deelnemen.
De heer Crul heeft terloops nog even een stuk kritiek op de
Enka geuit. Ik deel die kritiek niet. Wel wil ik de kanttekening
maken, dat ik het van de Enka niet verstandig vind, of beter ge
zegd, dat ik het te veroordelen vind, dat er op deze wijze en vrij
abrupt met de sloop begonnen is, zonder dat er voordien overleg
is gepleegd met het college van b. en w.; dit college is toch
ingevolge de woningwet gehouden toezicht uit te oefenen op
bouwen, slopen, gebruik en onderhoud van woningen. Het had de
goede wederzijdse communicatie toch wel bevorderd, als er eerst
een gezamenlijke besluitvorming had plaatsgehad.
Tenslotte wil ik nog even iets zeggen over het participeren in
dat gesprek. Uiteraard is het elk individueel raadslid toegestaan
aan welk gesprek ook deel te nemen. Niemand kan hem dat ver
bieden. Er wordt gevraagd of enige leden van de gemeenteraad
kunnen worden aangezocht om aan dat onderzoek mee te werken.
In eerste instantie heb ik gezegd dat eigenlijk het college, dat ook
deel uitmaakt van de raad, daaraan zou moeten medewerken; er
zouden dan verder geen raadsleden bij betrokken moeten worden.
Als er werkelijk raadsleden bij dat gesprek zouden moeten zitten,
vraag ik mij af of dit juridisch mogelijk is en of de raad bevoegd
is raadsleden officieel naar een dergelijk gesprek af te vaardigen.
Een soortgelijke discussie hebben wij al eens gehad over de gespreks
groep met de randgemeenten. Ook toen heeft de raad zich op het
standpunt gesteld, dat elk individueel raadslid uit hoofde van zijn
eigen verantwoordelijkheid aan een dergelijk gesprek kan deelnemen,
maar dat een officiële afvaardiging vanuit de gemeenteraad in die
zin niet mogelijk was. Ik zou graag zien dat u dit aspect in de
beantwoording betrekt. Verder moet ik zeggen dat noch de brief
van het college noch het initiatiefvoorstel bij ons op onoverkomelijke
bezwaren stuit. Wij hebben ons eenvoudig afgevraagd, in hoeverre
het om iets overbodigs gaat en in hoeverre ae raad zich opnieuw
moet uitspreken over zaken die feitelijk reeds met onze instemming
door het college waren vastgelegd.