125
15 FEBRUARI 1973
De heer KROON Ik wil voorop stellen dat onze fractie zich
van haar verantwoordelijkheid en betrokkenheid bij de problemen
die zich op het terrein van de volkshuisvesting voordoen, zeer wel
bewust is. In het verleden is dit duidelijk tot uitdrukking gekomen
in de medewerking die onze fractie op loyale wijze heeft verleend
bij de totstandkoming van voorstellen tot leniging van de woningnood,
En aanzien van alle mogelijke bouwplannen, en de laatste jaren ook
ten aanzien van renovaties en wat dies meer zij. Ook straks zullen
in deze vergadering weer diverse voorstellen aan de orde komen,
die hierop betrekking hebben en waaraan wij gaarne onze mede
werking zullen geven. Dat men met betrekking tot enige punten
van praktisch beleid verschil van mening heeft, behoeft geenszins
te betekenen dat onze of enige andere groepering uit deze raad
zich van haar verantwoordelijkheid of betrokkenheid minder bewust zou
zijn. Ik meen er goed aan te doen dit nog eens duidelijk te stel
len, omdat deze betrokkenheid en vetantwooidelijkheid steeds weer
naar voren komen in de stukken. Ik zeg dat omdat wij van mening
zijn dat het betreffende initiatiefvoorstel in de gegeven situatie vrij
wel overbodig is. Dit bleek overigens ook het geval te zijn bij de
eind januan aangevraagde extra raadsvergadering over deze materie.
De motivering voor de naar onze mening nutteloosheid van het voor
stel is eigenlijk te vinden in de vaststelling van de feiten, zoals
dit onder IV. van het voorstel is geschied. Het frappeert mij, dat
de heer Sandberg tot dezelfde conclusie is gekomen. Onder IV. wordt
namelijk een dnetal punten genoemd, die volkomen voor zichzelf
spreken. Niemand ontkent deze feitelijke situatie. Dit neemt niet
weg dat wij met het onder V. gestelde, waarin het voorstel uit
eindelijk uitmondt, moeilijk akkoord kunnen gaan. Punt 1. betreft
de toezegging van het college om deel te nemen aan het onder
zoek. Het college heeft dit in diverse bijeenkomsten reeds uit
gesproken en ik ben daar persoonlijk bij geweest. Aan verschil
lende van die besprekingen wordt ook gerefereerd in dit schrijven.
De betreffende wethouder heeft zelfs toegezegd dat bij de onder
zoeken op de bijstand van het ambtelijk apparaat kan worden ge
rekend. Deelname dooi de gemeente als volwaardige partij roept
wel enige beperkingen op. Naar ik meen worden deze het beste
verwoord onder IV. van de blief van het college ter beantwoording
van de brief van de heer van Duijl; in deze brief wordt de verant
woordelijkheid van de gemeente uiteengezet. Deze uiteenzetting
is zeer duidelijk en behoeft door mij niet te worden herhaald.
Over punt V. 2 van het voorstel dat ons bereikt heeft wilde
ik het volgende zeggen. Ik bedoel nu het voorstel in eerste in
stantie. Vanmiddag heb ik namelijk een brief gekregen, waarin
punt V. 2. veranderd is. In het oorspronkelijke punt 2 is sprake
van enige leden van de gemeenteraad die moeten worden aangezocht
om aan het onderzoek mede te werken. Over de oorspronkelijke
tekst van punt 2 hebben wij dus vergaderd; dit ontmoette de meeste
bezwaren bij ons. Het gaat over de deelname van de raad. Ook nu
nog weer wordt zowel door de heer van Duijl als door de heer Crul
als door mevrouw van Nes getracht deze deelname van de raad op de
een of andere wijze te 'legaliseren". Ik moet u wel zeggen, dat ik
daar in geen enkel opzicht mee akkoord kan gaan. Wanneer men
i titre personnel aan deze onderzoeken wil deelnemen, is daar
niets op tegen. Gebleken is echter, dat het college volop bij de
zaak betrokken is en dat het als dagelijks bestuur vao de raad