133 15 FEBRUARI 1973 spijkeren. Ik zeg u in alle openheid dat ik dit nadrukkelijk wil voorkomen. Ten derde meen ik dat de gemeente niet moet handelen in strijd met -- wat wij noemen -- haar maatschappelijke verantwoordelijk heid. Wij moeten niet medewerken aan een oplossing waarbij het zelfde soort mensen in eenzelfde wijk» die naar onze mening niet leefbaar is, gehuisvest zou worden. Ten vierde hebben wij gezegd -- ook dit laat niets aan duide lijkheid te wensen over -- dat wij niet wensen mede te werken op basis van het presenteren van de rekening aan de gemeente Breda. Waarom niet? Omdat wij met een kolossaal probleem in ons eigen huizenbezit te maken hebben. Dit is een strikt eerlijke voorstelling van zaken en de raad heeft die ook onderschreven. Ons eigen huizen- bezit omvat 9.000 woningen; daar gaan wij er 750 van renoveren en de rest gaan wij voor in totaal 6 miljoen opknappen. Daar hebben wij al geen voldoende geld voor. Ik heb dat al bij de be grotingsbehandeling gezegd. Onze risicofondsen zijn amper toereikend voor dit doel. Het college vindt dan ook dat het van slecht beleid zou getuigen indien het woningen waar nu een ander de verantwoor delijkheid voor draagt, zou overnemen en indien het zich op voor hand zou verplichten tot het doen van financiële uitgaven. Dit zijn dus geen vier voorwaarden voor deelname aan het ge sprek, maar voorwaarden die men van te voren op tafel legt en waar men tevoren de gesprekspartners over inlicht, zodat er na afloop van de studie niet tegen de gemeente Breda gezegd kan worden; gij hebt meegedaan, maar nu het moment daar is waarop een oplossing zich voordoet onttrekt u zich aan uw verantwoorde lijkheid. In deze tijd vraagt de raad herhaaldelijk om duidelijk heid en inzicht in zaken; hij krijgt die nu bij dezen. Op basis van deze vier zaken wil het college meedoen en het heeft dan ook duidelijk het aanbod daartoe gedaan. De heer Severens vraagt zich af wat dat "toeknijpen" van die financiële verantwoordelijkheid betekent. Ik wil daar op terug komen, als ik namens het college enige kanttekeningen bij het initiatiefvoorstel zal plaatsen. Nu wil ik eerst ingaan op hetgeen verder uit de raad naar voren is gekomen. De heer van Duijl zegt dat de gemeente moet meedoen. De gemeente heeft bij herhaling gezegd dat zij wil meedoen. Ik geloof dat dit dus geen probleem is. Dat er na 10 januari niets gebeurd zou zijn ben ik niet met hem eens. Er is nogal wat afgepraat. De heer van Duijl meent dan dat er niets gebeurd is. Ik kan mij echter voorstellen, dat er in de tijd waarin wij leven veel gepraat moet worden. Mevrouw van Nes zegt dat het college en de raad een ander saneringsbeleid zijn gaan voeren. Wij onderschrijven dat alle maal. Zij maakt echter één opmerking waarmee ik het volstrekt oneens ben. Zij zegt namelijk dat de financiële uitspraak van het college niet juist is. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Nee, niet duidelijk, heb ik gezegd. Wethouder VAN DUN: Pardon, niet duidelijk is. Twee zinnen verder zegt mevrouw van Nes dat wij geen illusies moeten wek ken. Ik geloof dat ik uiteengezet heb dat het juist de bedoeling is' geen illusies te wekken. Wij zeggen duidelijk dat wij wensen mee te doen op basis van de clausulering die wij aangebracht heb ben.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 133