134 15 FEBRUARI 1973 De heer Crul zegt enige vriendelijke woorden over de Enka, waar wij op dit moment niet mee te maken hebben. De gemeente moet aan het onderzoek deelnemen. Ik heb reeds gezegd dat wij dat met alle plezier willen doen. Een aantal dames en heren uit de raad vraagt zich vervolgens af op welke wijze wij gaan deelnemen. De mening van het college is dat het college als dagelijks bestuur van deze gemeente benoemd is, dat het college ook het aanbod gedaan heeft om in het geheel mee te praten en dat het college daarom ook primair verantwoordelijk is om namens het gemeente bestuur deel te nemen aam de gesprekken. Ook de heren Sandberg, Kroon en von Schmid hebben in deze zin gesproken. Het college is uiteraard niet bevoegd een oordeel te geven, wanneer raads leden in onderlinge afspraken bereid zouden blijken om wat voor soort werkgroepen ook te vormen. Op dit moment behoeft dit wat ons betreft geen deel uit te maken van de beraadslagingen; dit ont trekt zich aan onze verantwoordelijkheid jegens de raad. Ik meen de heer Sandberg te hebben beantwoord. Als ik straks het initia tiefvoorstel doorneem zal ik nog op verschillende zaken terug komen. Op een bepaald punt wil ik de heer Sandberg nog wel even corrigeren. Hij spreekt over de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het slopen. In het begin van mijn betoog heb ik die verant woordelijkheid reeds daar gelegd waar zij thuishoort. Ik meen ook de heer Froger in concreto te hebben beantwoord. De heer America zegt nog niet te weten wat er moet gebeuren. Dat weten wij ook nog niet helemaal precies. Ook de heer von Schmid heb ik beant woord. De heer Severens wilde ik nu ook graag beantwoorden door iets over het initiatiefvoorstel te zeggen. Ter voorkoming van misverstanden wil ik er op wijzen dat in ons bezit alleen het initiatiefvoorstel is dat de voorzitter van de raad u op 14 februari 1973 heeft toegezonden. Het gaat ons daarbij om de punten V. 1 tot en met 3. In dit initiatiefvoorstel wordt ge steld dat de gemeente vanuit haar verantwoordelijkheid als vol waardige partij aan het verdere onderzoek betreffende de Gilde- wijk behoort deel te nemen. Het college heeft daar helemaal geen moeite mee, mits bij "haar veractwoordélijkheid als volwaardige partij" begrepen zijn de vier voorwaarden zoals deze nu door mij zijn vermeld en ook in het antwoord aan de heer van Duijl genoemd zijn. Deze voorwaarden zijn van toepassing in verband met ae eer lijkheid en duidelijkheid naar buiten. Ook met de stelling dat de raad moet worden ingelicht over de afwikkeling van de problema tiek rondom de Gildewijk hebben wij geen enkele moeite. Wij doen dit al geruime tijd door informatie aan de afdeling. Dat de eventuele gevolgen van een voortgezet gebruik der woningen pas beoordeeld kunnen worden, als zij in samenhang met de onder liggende plannen bekend zijn, wordt door het college duidelijk gerelateerd aan het onder 1. gestelde. Dit mag niet in strijd met de publieke verantwoordelijkheid, met de openbare orde en met de sociale maatschappelijke verantwoordelijkheid zijn, en geen financiële consequenties voor de gemeente hebben. De laatste zin onder 3. luidt: "Gesteld kan hierbij worden, dat de mogelijkheden tot finan ciële steun van de kant van de gemeente zeer beperkt zijn". Deze opmerking is zeer terecht en zou als volgt vertaald moeten worden. De enige financiële consequentie voor de gemeente zou kunnen zijn dat zij verplicht is tot deelname aan de rehabilitatie van het eigen woningbezit. De heer Severens wijst hierop en deze rijksregeling

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 134